1.1 CHECK

THEMA 1 CHECK
1.1 Organismen
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

THEMA 1 CHECK
1.1 Organismen

Slide 1 - Diapositive

THEMA 1
BS 1 
ORGANISMEN

Slide 2 - Diapositive

Job en Brit praten over biologie. Job zegt: 'In de biologie bestuderen we organismen.' Brit zegt: 'Biologie gaat over levende wezens.' Wie heeft gelijk?
A
Alleen Job
B
Alleen Britt
C
Beide gelijk
D
Beide ongelijk

Slide 3 - Quiz

Wat is een levende wezen?
A
Een cel
B
Een orgaan
C
Biologie
D
Een organisme

Slide 4 - Quiz

Een plant op de vensterbank draait zijn bladeren naar het licht.
Welke twee levenskenmerken kun je hieruit afleiden?
A
Waarnemen
B
Uitscheiden
C
Voortplanten
D
Bewegen

Slide 5 - Quiz

Zet telkens het bijbehorende levenskenmerk bij de juiste afbeelding.
voeden
ademhalen
uitscheiden
voortplanten
waarnemen
bewegen

Slide 6 - Question de remorquage


A
Levend
B
Dood
C
Levenloos
D
Alles

Slide 7 - Quiz

LEVEND

DOOD

LEVENLOOS

Slide 8 - Question de remorquage

Welk levensverschijnsel heeft te maken met het afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
Bewegen
B
Groeien
C
Uitscheiden
D
Waarnemen

Slide 9 - Quiz

Sommige planten maken sappen zoals nectar en hars. Deze kunnen ze vervolgens afgeven aan de omgeving. Hoe heet dit levensverschijnsel?
A
voeden
B
voortplanten
C
uitscheiden
D
groeien

Slide 10 - Quiz

Levend

Dood
Levenloos
acryl lapje
katoenen lapje
houten plank
worm
aluminium
mossel die je eet
rietje
fruitvlieg
takje 
aan boom
dobbelsteen
steen
Sprinkhaan

Slide 11 - Question de remorquage

Welke van de onderstaande levensverschijnselen
hebben te maken met het opnemen en/of afgeven van stoffen aan de omgeving?
A
groeien, voeden, ademhalen
B
bewegen, voeden, voortplanting
C
uitscheiden, groeien, bewegen
D
voeden, ademhalen, uitscheiden

Slide 12 - Quiz

Welke levensverschijnsel heeft te maken
met het feit dat organismen zich bewust worden van hun omgeving?
A
Voeden
B
Bewegen
C
Waarnemen
D
Ademhalen

Slide 13 - Quiz

Nr. 2 is een waterdruppel hangend aan een grassprietje.. Het is ...
A
dood
B
levend
C
levenloos
D
nat :)

Slide 14 - Quiz

THEMA 1
BS 2
Groei en ontwikkeling

Slide 15 - Diapositive

Als een organisme groeit, dan verandert de
A
bouw van de organisme
B
grootte van de organisme
C
de bouw en de grootte

Slide 16 - Quiz

Op een plant verschijnen bloemen. Dit is een voorbeeld van...
A
groei
B
ontwikkeling

Slide 17 - Quiz

De levenscyclus van een tomatenplant. Zet de zes stappen in de juiste volgorde. Er blijft een stap over.
1
2
3
4
5
6
Een tomatenpitje is een zaad.
Het zaadje neemt water op via het poortje. Het zaadje zwelt op en de zaadhuid breekt open.
Het worteltje groeit de bodem in en de zaadlobben komen boven de grond.
Het worteltje komt naar buiten.
Het kiemplantje groeit en gebruikt hierbij voedingsstoffen uit de zaadlobben.

Het kiemplantje wordt groter en krijgt meer bladeren. De zaadlobben verdwijnen.
Er is een volwassen tomatenplant ontstaan.Het worteltje groeit de bodem in en de zaadlobben komen boven de grond.

Slide 18 - Question de remorquage

Kennisvraag: zet de namen van de onderdelen van de bruine boon op de juiste plekken.
Zaadhuid
Zaadlob
Poortje
Hartvormig bultje
Navel

Slide 19 - Question de remorquage

Met welk nummer zat de bruine boon in de peulvrucht vast?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Wat zit er in de zaadlobben?
A
reservevoedsel
B
de kiem
C
blaadjes
D
wortels

Slide 21 - Quiz

De functie van de kiem:
A
opening waardoor water opgenomen wordt
B
groeit uit tot kiemplantje
C
vlies dat om het zaad zit
D
opslag van reservevoedsel

Slide 22 - Quiz

Welk deel van de bruine boon beschermt het zaad?
A
de zaadhuid
B
de navel
C
het poortje
D
de kiem

Slide 23 - Quiz

Door welke deel van de bruine boon neemt het zaad water op?
A
de zaadhuid
B
de navel
C
het poortje
D
de kiem

Slide 24 - Quiz

Als een boom elk jaar zwaarder wordt, noem je dat ontwikkeling
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

THEMA 1
BS 3 
de MENS

Slide 26 - Diapositive

Motorische ontwikkeling
lichamelijke ontwikkeling
geestelijke ontwikkeling
Ontwikkeling van verstand, gevoelsleven en persoonlijkheid
Het leren van bewegingen
Het optreden van veranderingen in het lichaam van een mens

Slide 27 - Question de remorquage

Hoort het voorbeeld bij lichamelijke, geestelijke of motorische ontwikkeling?

'Jasper leert lopen'.
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling

Slide 28 - Quiz


De baby herkent zijn oma.
A
Lichamelijke ontwikkeling
B
Geestelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling

Slide 29 - Quiz

Bij welk type ontwikkeling ontstaat er baardgroei?
A
Lichamelijke
B
Geestelijke
C
Motorische
D
Alle drie

Slide 30 - Quiz

In welke levensfase zit het kind van de afbeelding?
A
Baby
B
Peuter
C
Kleuter
D
Schoolkind

Slide 31 - Quiz

In welke levensfase leer je lezen, schrijven en rekenen?
A
Peuter
B
Kleuter
C
Schoolkind
D
Puber

Slide 32 - Quiz

Wat is jouw volgende levensfase?
A
Kind
B
Adolescent
C
Puber
D
Volwassene

Slide 33 - Quiz


De meeste mensen leren tegenwoordiig al jong om een computer te gebruiken. Veel computers werken met een muis of touchscreen. Voordat je met computers kunt werken, moet je leren omgaan met de muis of het touchscreen. Tot welk type ontwikkeling behoort het leren omgaan met muis of touchscreen. ?
A
Geestelijke ontwikkeling
B
Lichamelijke ontwikkeling
C
Motorische ontwikkeling

Slide 34 - Quiz

THEMA 1
BS 4 en B6
Voedsel maken

Slide 35 - Diapositive

Voor fotosynthese heeft de plant ..... nodig?
A
Water en zuurstof
B
Glucose en licht
C
Water, koolstofdioxide en licht
D
Licht, zuurstof en koolstofdioxide

Slide 36 - Quiz

Welke organismen leven van het voedsel dat de bladeren van planten maken?
A
De planten zelf
B
Dieren
C
Planten en dieren
D
Dieren, mensen en de plant zelf

Slide 37 - Quiz

De huidmondjes kunnen

A
zuurstof afgeven en CO2 opnemen
B
water opnemen
C
mineralen opnemen
D
glucose opnemen en afgeven

Slide 38 - Quiz

Fotosynthese vindt plaats in de?
A
Wortels
B
alle groene delen van een plant
C
Bloemen
D
bladeren

Slide 39 - Quiz

In de nacht kan een plant ook fotosynthese doen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Fotosynthese
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof
Water
Zonlicht

Slide 41 - Question de remorquage

Door wortels wordt opgenomen
A
koolstofdioxide en water
B
zuurstof en koolstofdioxide
C
water en zuurstof
D
water en mineralen

Slide 42 - Quiz

De glucose (suiker) van de plant
(1 of meer antw. goed)
A
Een plant zet teveel aan glucose om in zetmeel, het is reserve voedsel voor de plant
B
Als mensen een voedingsgewas eten met zetmeel, biedt dat de mens energie
C
De plant heeft glucose nodig om koolstofdioxide te maken
D
De plant heeft glucose nodig om zuurstof te maken

Slide 43 - Quiz

I: Mensen kunnen hun eigen voedsel maken
II: Planten ademen zuurstof uit
A
Beide waar
B
I: nietwaar II: waar
C
I: waar II: nietwaar
D
Beide nietwaar

Slide 44 - Quiz

Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water

Slide 45 - Question de remorquage

THEMA 1
BS 5 
Allemaal anders

Slide 46 - Diapositive


A

Slide 47 - Quiz