Verwijswoorden

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 5

Verwijswoorden

Jan Erik is vastberaden. Hij kiest voor een enkele reis naar India.

Wat is het verwijswoord:
Lydia houdt van reizen. Als het even kan, trekt ze erop uit.

1. Lydia
2. Het
3. Ze
4. Uit

Naar welk woord verwijst ze?
Lydia houdt van reizen. Als het even kan, trekt ze erop uit.

1. Lydia
2. Het
3. Erop
4. Uit

Wat is het verwijswoord:
Een kind heeft belangstelling voor sterren. Het wil meer weten over het heelal.

1. Voor
2. Een kind
3. Het
4. Over

Waar verwijst het naar?
Een kind heeft belangstelling voor sterren. Het wil meer weten over het heelal.

1. Sterren
2. Heelal
3. Over
4. Een kind

Wat is het verwijswoord? Waar verwijst het woord naar?

Schrijf het zo:

verwijswoord - waar verwijst het naar

Jan Jacob heeft weinig verbeelding.
Hij gelooft niet in sprookjes.

Als Jan Erik wakker wordt, gelooft hij zijn ogen niet.

Brof is niet de enige astronaut. Er zijn meer zoals hij.

Het vlekdier heet koe, ze geeft melk.

Ik begrijp wat verwijswoorden zijn.

😒🙁😐🙂😃