6.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel

6.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6.2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel

Slide 1 - Diapositive

Terugblik!

Slide 2 - Diapositive

Uit welke delen bestaat het skelet?
A
Schedel en ledematen en armen
B
Romp, ledematen en armen en benen
C
Schedel, romp, ledematen
D
Schedel, romp, ledematen en armen en benen

Slide 3 - Quiz

Wat wordt er beschermd door onze borstkas?
A
Maag en nieren
B
Hart en longen
C
Hersenen
D
Darmen en maag

Slide 4 - Quiz

Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van de hand
vingerkootje
ellepijp
handwortel-
beentje
spaakbeen
middenhands-
beentje
1
2
3
4
5

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de nummers naar de juiste naam
Beenderen van het been
dijbeen
voetwortelbeen
scheenbeen
middenvoetsbeen
knieschijf
kuitbeen
1
2
3
4
5
6

Slide 6 - Question de remorquage

Is de volgende zin juist of onjuist:
"Alle organismen hebben een inwendig skelet."
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Is de volgende zin juist of onjuist:
"De schedel steunt op de borstwervels"
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Kies het juist antwoord:
"Hoe heet het bot dat aan de kant van de pink zit in de arm?"
A
Opperarmbeen
B
Spaakbeen
C
Ellepijp

Slide 9 - Quiz

Kies het juist antwoord:
"Welke wervels zitten er aan het uiteinden van de wervelkolom, na het heiligbeen?"
A
Heiligbeen
B
Staartbeen
C
Halswervels

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de functies van het skelet?

Slide 11 - Question ouverte


Hoe heten de groen gekleurde botten?
A
Halswervels
B
Borstwervels
C
Lendewervels
D
Heiligbeen

Slide 12 - Quiz

Welk deel van de wervelkolom zit vast aan je heupbeenderen?
A
Staartbeen
B
Wervelkolom
C
Lendenwervels
D
Heiligbeen

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen
6.2.1 Je kunt kenmerken van kraakbeenweefsel en beenweefsel noemen en de delen ervan benoemen in een afbeelding.
6.2.2 Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven.

Kun jij je grote teen in je mond stoppen? De meeste baby’s kunnen dit wel, maar pubers vaak niet meer. In deze basisstof leer je hoe dat komt.


Slide 14 - Diapositive

Kalk en lijmstof
Botten bestaan uit lijmstof en kalkzouten. 
Lijmstof is te vergelijken met een gum, heel erg buigbaar maar niet echt stevig. Kalkzout is te vergelijken meet een bord krijtje: heel erg hard maar makkelijk te breken. De combinatie zorgt ervoor dat botten een beetje buigzaam zijn maar ook erg stevig. 

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Weefsel
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde vorm en functie. Twee weefsels voor stevigheid zijn beenweefsel en kraakbeenweefsel. De meeste botten bestaan voor het grootste deel uit beenweefsel

Slide 17 - Diapositive

Beenweefsel
Beenweefsel is hard, heel stevig en bijna niet buigzaam. In beenweefsel zitten veel kalkzouten en weinig lijmstof. Langwerpige botcellen zijn met elkaar verbonden door veel uitlopers 

Slide 18 - Diapositive

Kraakbeenweefsel
In kraakbeenweefsel liggen kraakbeencellen en tussencelstof. In de tussencelstof zit heel veel lijmstof en weinig kalkzouten. Daardoor kan kraakbeen buigen. De botten van een baby bestaan vooral uit kraakbeenweefsel. Een baby is daardoor lenig

Slide 19 - Diapositive

Kraakbeen
Als een baby ouder wordt, verdwijnt veel van het kraakbeen. Er komt dan steeds meer beenweefsel voor in de plaats. Maar op sommige plaatsen blijft kraakbeen zitten. In het lichaam van een volwassene zit kraakbeen bijvoorbeeld:
• in de oorschelp
• in de neus
• tussen de ribben en het borstbeen
• tussen de wervels van de wervelkolom

Slide 20 - Diapositive

Plekken waar altijd kraakbeen is
  In de neus.
 Tussen borstbeen en ribben.
 Tussen de wervels van de wervelkolom.
In de oorschelp.

Slide 21 - Diapositive

Kraakbeen en been

  • Kraakbeenweefsel bestaat uit kraakbeencellen. Tussencelstof met veel lijmstof en weinig kalk.

  • Beenweefsel bestaat uit beencellen. Tussencelstof met veel kalk en weinig lijmstof.

Slide 22 - Diapositive

Baby's
Hebben veel lijmstof en weinig kalk in hun botten. Ze breken bijna nooit een bot. Ze zijn ook erg soepel en lenig. 

Bejaarden
Hebben veel kalk en weinig lijmstof in hun botten. Als ze vallen, breken ze snel hun botten. 


Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Aan het werk! Biologie

Wat? 6.2  Kraakbeenweefsel en beenweefsel - opdrachten 6 t/m 11
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Ga verder met je samenvatting!

timer
1:00

Slide 25 - Diapositive

Heb je nog tijd voor een quizzzz?

Slide 26 - Diapositive

Welke stof zorgt voor de soepelheid/beweegbaarheid van de botten?
A
Kalkstof
B
lijmstof

Slide 27 - Quiz

Leg in eigen woorden uit waarom baby's bijna nooit een bot breken.

Slide 28 - Question ouverte

welke stof beschermt onze botten tegen slijtage?
A
lijmstof
B
kalk
C
kraakbeen

Slide 29 - Quiz

De beenderen van een kind bevatten meer kalk dan de beenderen van een oudere
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quiz

Het skelet van een volwassen mens bestaat uit:
A
500 botten
B
206 botten
C
350 botten
D
150 botten

Slide 31 - Quiz

Met welke stof kun je kalk uit het bot halen?
A
zoutzuur
B
azijn
C
chloor
D
terpentine

Slide 32 - Quiz

Dit heb ik geleerd vandaag:

Slide 33 - Question ouverte

Dit vond ik een moeilijk onderdeel uit de les:

Slide 34 - Question ouverte

Waar ging het ook alweer over?

Slide 35 - Diapositive

botten
een bot bestaat uit kalk en lijmstof

kalk zorgt voor de stevigheid

lijmstof zorgt voor de buigzaamheid

Slide 36 - Diapositive

kraakbeen
kraakbeen werkt iets anders dan botten. 

waarbij botten veel kalk hebben en weinig lijmstof is het bij kraakbeen andersom

het is nogsteeds stevig maar ook buigzaam

Slide 37 - Diapositive

samenstelling
als je ouder wordt veranderd de samenstelling van botten.

lijmstof is bij kinderen nog erg hoog maar neemt naarmate je ouder wordt steeds meer af.
kalk neemt juist toe.

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive