P3.1-werkboek

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Wat gaan wij vandaag doen?

1. We kijken even terug naar de vorige les.
2. Daarna bekijken wij de vragen van paragraaf 3.1 ter voorbereiding op een SO.

Wat weet je nog van vorige les?

Leenheren en Leenmannen

Let goed op:

volgende week dinsdag een SO over paragraaf 3.1

Als je iets niet begrijpt, zeg het dan !!!

Opdrachten 3.1

Opdracht 1a

Met de keizerskroning maakte de paus duidelijk dat het Frankische Rijk de opvolger was van 

1. Het Romeinse Rijk
2. Het Oost-Romeinse Rijk
3. Het West-Romeinse Rijk
4. Het Gotische Rijk

Opdracht 1a

Met de keizerskroning maakte de paus duidelijk dat Karel de Grote de opvolger was van

1. De koningen van de Goten
2. De Romeinse keizers
3. De vorige koning van de Franken
4. zijn vader

Opdracht 1b 

Een hertog werd eigenaar van een hertogdom.

1. Juist
2. Onjuist

Opdracht 1b 

Hertogen en graven waren hoge edelen.

1. Juist
2. Onjuist

Opdracht 1b 

Leenheren legden een eed van trouw af aan de leenman.

1. Juist
2. Onjuist

Opdracht 1b 

in het leenstelsel gaf de leenheer de heerschappij over gebieden aan de leenmannen.

1. Juist
2. Onjuist

Bruikbaarheid en betrouwbaarheid van bronnen

De volgende vragen gaan over de bruikbaarheid en de betrouwbaarheid van bronnen:

• Bruikbaarheid = kan je de bron gebruiken om iets aan te tonen.
• Betrouwbaarheid = kan je de bron vertrouwen, klopt het wel.

De schrijver was adviseur van Karel. Hij schreef het boek in het jaar 830.

Is deze bron BRUIKBAAR als je iets over de kroning van Karel wilt weten?

1. JA
2. NEE

Waarom is het boek van Einhard BRUIKBAAR?

De schrijver was adviseur van Karel. Hij schreef het boek in het jaar 830.

Is deze bron BETROUWBAAR als je iets over de kroning van Karel wilt weten?

1. JA
2. NEE

Waarom is het boek van Einhard BETROUWBAAR?

De schilder Fouquet heeft dit schilderij omstreeks 1455 geschilderd.

Hoeveel jaar is dat na de kroning van Karel de Grote in het jaar 800?

1. 545 jaar
2. 745 jaar
3. 455 jaar
4. 655 jaar

Is dit schilderij van Fouquet volgens jou een betrouwbare bron?

1. JA
2. Nee

Waarom is dit schilderij NIET BETROUWBAAR als bron?

Opdracht 3a - Vul het schema in:

Lage edele A

Hertog

Lage edele B

Koning

Lage edele C

Graaf

Lage edele D

A Leenmannen behandelden hun gebied als hun bezit.

B Leenmannen gingen de geleende gebieden zelfstandig besturen.

C De macht van leenmannen over hun gebieden werd erfelijk.

D Na Karel de Grote kwamen zwakke Frankische koningen.

Feit A is een gevolg van feit

1. feit A
2. feit B
3. feit C
4. feit D

A Leenmannen behandelden hun gebied als hun bezit.

B Leenmannen gingen de geleende gebieden zelfstandig besturen.

C De macht van leenmannen over hun gebieden werd erfelijk.

D Na Karel de Grote kwamen zwakke Frankische koningen.

Feit ........ is een oorzaak van feit B.

1. feit A
2. feit B
3. feit C
4. feit D

A Er waren ruzies en oorlogen tussen koningen, hoge adel en lage adel.

B Hoge en lage edelen gingen hun gebied steeds zelfstandiger besturen.

1. feit A = oorzaak feit B = gevolg
2. feit B = oorzaak feit A = gevolg

A Leenmannen behandelden hun gebied als hun bezit.

B Leenmannen gingen de geleende gebieden zelfstandig besturen.

C De macht van leenmannen over hun gebieden werd erfelijk.

D Na Karel de Grote kwamen zwakke Frankische koningen.

Feit C is een gevolg van feit ...........

1. feit A
2. feit B
3. feit C
4. feit D

Na de dood van Karel de Grote was Europa 2 eeuwen lang erg onveilig.

Waardoor was het onveilig? 2 keuzes maken!

1. Door de invallen van de Hunnen
2. Door onderlinge oorlogen (verdeeldheid)
3. Door oorlogen met andere landen
4. Door de invallen van de Vikingen

Leg uit:

Waarom werden na de dood van Karel de Grote kastelen en ridders steeds belangrijker?

Vikingen plunderen Dorestad

loopplank

plundering

plunderaar met helm en horens

drakekop

brandende huizen

Zeil

muzikant-dichter

jaar 900

jaar 1285

Welke verschillen zie je?

jaar 900

jaar 1285

Welke overeen-komsten zie je?

Eenheid in Europa: toen en nu

Wat zijn de overeenkomsten?

1. politieke en economische eenheid
2. De manier waarop de eenheid tot stand kwam
3. de manier van besturen
4. eenzelfde munt in het gebied

Eenheid in Europa: toen en nu

Wat zijn de verschillen?

1. politieke en economische eenheid
2. De manier waarop de eenheid tot stand kwam
3. de manier van besturen
4. eenzelfde munt in het gebied

Wat heb je deze les geleerd?

Hoe vond je deze les?