Een couplet heeft steeds een andere tekst (dezelfde muziek). Een refrein heeft dezelfde muziek én dezelfde tekst. Nieuw: Intro: Het begin van een muziekstuk of lied. Meestal instrumentaal (alleen instrumenten). Bridge: Een totaal ander deel dan de rest van het lied. Het is meestal een 'brug' naar het laatste refrein.
Slide 2 - Diapositive
Welk deel heeft dezelfde tekst en muziek?
A
Intro
B
couplet
C
refrein
D
bridge
Slide 3 - Quiz
Met welk deel begint een lied meestal? (Instrumentaal)
A
Intro
B
couplet
C
refrein
D
bridge
Slide 4 - Quiz
Welk deel komt maar één keer voor in een lied en is totaal anders dan de rest?
A
Intro
B
couplet
C
refrein
D
bridge
Slide 5 - Quiz
Welk deel heeft bij herhalingen dezelfde muziek, maar wel een andere tekst?
A
Intro
B
couplet
C
refrein
D
bridge
Slide 6 - Quiz
Meerstemmigheid
Als er één melodie klinkt is het eenstemmig. Klinken er 2 melodieën op 2 verschillende toonhoogtes is het tweestemmig. Vanaf 3 toonhoogtes tegelijk noem je het driestemmig, etc.
Let op: als je met z'n tweeën of met de hele klas dezelfde melodie zingt is het nog steeds 'eenstemmig'.
Slide 7 - Diapositive
Meerstemmigheid
Hieronder zie je een partituur: de bladmuziek van alle partijen in een stuk. Een dirigent gebruikt dit altijd, zodat hij het hele overzicht heeft. Bij dit stuk staan er 3 partijen (3 balken), met 3 melodieën: driestemmig
Slide 8 - Diapositive
Meerstemmigheid
Luister naar een voorbeeld van de a capella groep Pentatonix. Zij gebruiken geen instrumenten, maar gebruiken alleen hun stem. Zij zingen hier vierstemmig, met als vijfde een beatboxer die de 'drumpartij' doet.
Slide 9 - Diapositive
Als je 2 melodieën tegelijk hoort, klinkt het:
A
eenstemmig
B
tweestemmig
C
driestemmig
D
vierstemmig
Slide 10 - Quiz
Als je met de hele klas op dezelfde toonhoogte zingt is het:
A
eenstemmig
B
tweestemmig
C
driestemmig
D
vierstemmig
Slide 11 - Quiz
Een partituur is:
A
meerstemmigheid
B
één notenbalk
C
alle notenbalken van het hele stuk bij elkaar
D
een bridge
Slide 12 - Quiz
In deze partituur zie je:
A
eenstemmigheid
B
tweestemmigheid
C
driestemmigheid
D
vierstemmigheid
Slide 13 - Quiz
Begeleiding en stemmen
Als je een liedje hoort, zijn de instrumenten de begeleiding. Zij klinken 'op de achtergrond' van de zang.
Een stem kan zowel een zangstem zijn, als een instrument. Soms klinkt er een 'tweede stem'. Dat kan ook een melodie op een instrument zijn. Een driestemmig stuk kan ook alleen uit 3 instrumenten bestaan.
Slide 14 - Diapositive
Improvisatie
Als je ter plekke iets verzint, improviseer je. Net als bij drama! Je hebt geen noten uit je hoofd geleerd, maar verzint het ter plekke. Best lastig! Als je hoort dat 2 instrumenten hetzelfde spelen kan het natuurlijk niet geïmproviseerd zijn.
In jazzmuziek wordt vaak geïmproviseerd als 'solo'.
Slide 15 - Diapositive
Stijgen en dalen
Als een melodie omhoog gaat, is hij stijgend.
Als een melodie omlaag gaat is hij dalend.
Slide 16 - Diapositive
Variatie
Eerder dit jaar leerde je over motieven in muziek: een stukje muziek wat vaker voorkomt. Als je iets te vaak herhaalt wordt het saai, dus is het mooi om te variëren: je past het een klein beetje aan. Het lijkt er nog wel op, maar is net anders. Hoe kun je dat doen? Op 3 manieren: - Je past de toonhoogte aan - Je past het ritme een beetje aan
- Je maakt het motief langer of korter
Slide 17 - Diapositive
Variatie
Bij het onderstaande kinderliedje is gevarieerd. Het motief wordt eerst herhaald. In maat 5 wordt de toonhoogte gevarieerd. Het wordt op een andere toonhoogte gespeeld en is stijgend in plaats van dalend.
Slide 18 - Diapositive
Swing
Als muziek 'in swing' gespeeld wordt, klinkt het ritme net een beetje anders. De eerste toon wordt wat langer gespeeld dan de toon erna. Jazzmuziek wordt vrijwel altijd in swing gespeeld. Veel popmuziek wordt juist 'recht' gespeeld. Kijk of je het verschil kunt horen en probeer mee te tellen in de maat.
recht swing
Slide 19 - Diapositive
Hoe noem je de instrumenten op de achtergrond?
A
Meerstemmigheid
B
Stemmen
C
Begeleiding
D
Improvisatie
Slide 20 - Quiz
Als er meerdere partijen op verschillende toonhoogtes spelen heet dit:
A
Meerstemmigheid
B
Stemmen
C
Begeleiding
D
Improvisatie
Slide 21 - Quiz
Hoe heet het als je ter plekke iets verzint?
A
Meerstemmigheid
B
Stemmen
C
Begeleiding
D
Improvisatie
Slide 22 - Quiz
Hoe heet het als de melodie omhoog gaat?
A
Stijgen
B
Dalen
C
Variatie
D
Improvisatie
Slide 23 - Quiz
Hoe heet het als het motief net een beetje wordt aangepast?
A
Stijgen
B
Dalen
C
Variatie
D
Improvisatie
Slide 24 - Quiz
Als de noten in een melodie omlaag gaan, heet dit:
A
Stijgen
B
Dalen
C
Variatie
D
Improvisatie
Slide 25 - Quiz
Hoe heet de bladmuziek die de dirigent altijd heeft? (waar alle partijen op staan?)
Slide 26 - Question ouverte
Als je ter plekke verzint wat je speelt, heet dit:
Slide 27 - Question ouverte
Op welke manieren kun je variëren?
Slide 28 - Question ouverte
Welke muziekstijl wordt vaak in swing gespeeld?
A
Pop
B
Rock
C
Jazz
D
Disco
Slide 29 - Quiz
Welk element wordt nog meer vaak bij jazzmuziek gebruikt?
Slide 30 - Question ouverte
Een tweede stem kan ook een saxofoon zijn:
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quiz
Als de noten omhoog gaan, is het stijgend:
A
waar
B
niet waar
Slide 32 - Quiz
Welk deel van de muziek komt vaker voor met dezelfde tekst, en is meestal goed mee te zingen?
A
Couplet
B
Intro
C
Refrein
D
Bridge
Slide 33 - Quiz
Herhaling! Leer deze ezelsbruggetjes weer uit je hoofd.