2hv - L5 P2: werden + wurden

   Deutsch!    

2hv
Les 5 P2
Gutentag
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

   Deutsch!    

2hv
Les 5 P2
Gutentag

Slide 1 - Diapositive

Planung
Woche 2 - Schritt 30
Woche 3 - Schritt 32
Woche 4 - Schritt 33
Woche 5 - Schritt 34

Woche 6 - Prüfung Schritt 29 -34

Slide 2 - Diapositive

Heute
Voorbereiding voor les 5:

maken: Schritt 30

in de les:
het werkwoord werden (ott en ovt)

verwerkingsopdrachten na les 5:
maken: Schritt 32

Let op: Schritt 31 slaan we over!











Slide 3 - Diapositive

VERTAAL:
Sara wird morgen 15.

Slide 4 - Question ouverte

VERTAAL:
Werdet ihr diesen Sommer reisen?

Slide 5 - Question ouverte

werden -> betekenis (1)
worden

  • Morgen werde ich 16.
  • Ich will später Lehrerin werden.
  • Mein nächstes Fahrrad wird blau.
  • Ich werde verrückt!

uitleg

Slide 6 - Diapositive

werden -> betekenis (2)
zullen, gaan ..., van plan zijn

  • Das werde ich nicht machen. 
  • Wir werden dich morgen besuchen. 
  • Thomas wird seine Hausaufgaben machen. 
  • Werdet ihr das Buch noch lesen?
uitleg

Slide 7 - Diapositive

  • Morgen ga ik je bellen. (van plan zijn -> werden)
  • Morgen ga ik naar oma. (naartoe -> gehen)
  • Gaan we nog afspreken? (zullen -> werden)
  • Gaan we nog? (naartoe -> gehen)

gaan: werden of gehen?
werden: zullen, gaan ..., van plan zijn
gehen: ergens naartoe
uitleg

Slide 8 - Diapositive

En nu jij!
Je krijgt 4 multiple choice vragen.

Weet jij al wanneer je werden of gehen moet gebruiken?
uitleg

Slide 9 - Diapositive

Ali will später Lehrer ...
1/4
uitleg/antwoord
Ali wil leraar worden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 10 - Quiz

Wir ... morgen nach
Deutschland fahren.
2/4
uitleg/antwoord
wij zijn van plan naar Duitsland te rijden -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 11 - Quiz

Das ... ich echt nicht
machen!
3/4
uitleg/antwoord
dat zal ik echt niet doen! -> werden
A
werden
B
gehen

Slide 12 - Quiz

Gute Nacht, ich ...
ins Bett!
4/4
uitleg/antwoord
ik ga naar bed (toe) -> gehen
A
werden
B
gehen

Slide 13 - Quiz

De basisuitgangen
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t

-en
-t
-en
feesttenten
uitleg

Slide 14 - Diapositive

ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
e
st
t

en
t
en
werden -> uitzondering
werd
werd
werd

werd
werd
werd

wirst
wird




du en er zijn onregelmatig. De rest van het werkwoord is regelmatig!
Let op de exta 'e'.

e
e


e
uitleg

Slide 15 - Diapositive

En nu jij!
Je krijgt 8 vragen:
  • 4x multiple choice
  • 4x open

Kan jij werden al correct vervoegen?
uitleg

Slide 16 - Diapositive

Ik word morgen 14.
Ich ... morgen 14.
1/8
A
werde
B
wirde
C
werd
D
wird

Slide 17 - Quiz

Zullen jullie lief zijn?
... ihr lieb sein?
2/8
A
Wirdet
B
Werd
C
Werdet
D
Werdt

Slide 18 - Quiz

Jij wordt later dierenarts.
Du ... später Tierarzt.
3/8
A
werdest
B
wirst
C
wirdst
D
wirdest

Slide 19 - Quiz

Thomas gaat ons helpen.
Thomas ... uns helfen.
4/8
A
werdet
B
wirst
C
werdest
D
wird

Slide 20 - Quiz

Word jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

5/8

Slide 21 - Question ouverte

Ik ga mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.
6/8

Slide 22 - Question ouverte

Maria word beroemd.
Maria ... berühmt.
7/8

Slide 23 - Question ouverte

Mein Opa und Oma ... für immer zusammenbleiben.
8/8

Slide 24 - Question ouverte

Samenvatting
uitzondering:  werden

werden:                                          
ich
du
er, sie, es

wir
ihr
sie, Sie
werde
wirst
wird

werden
werdet
werden
werden heeft 2 betekenissen:
  1. worden
  2. zullen/van plan zijn/gaan ...

Vertalen van gaan:
  • werden = van plan zijn, zullen
  • gehen = ergens naartoe
uitleg

Slide 25 - Diapositive

verleden tijd
wurden = werden
würden = zouden

Slide 26 - Diapositive

werden- wurden- würden
ich werde
du wirst
er wird
wir werden
ihr werdet
sie werden
ich bin geworden
ich wurde
du wurdest
er wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie wurden
ich würde
du würdest
er würde
wir würden
ihr würdet
sie würden

Slide 27 - Diapositive

En nu jij!
Je krijgt 8 vragen:
  • 4x multiple choice
  • 4x open

Kan jij werden al correct vervoegen?
uitleg

Slide 28 - Diapositive

Ik werd gisteren 14.
Ich ... morgen 14.
1/8
A
würde
B
wurde

Slide 29 - Quiz

Zouden jullie helpen?
... ihr lieb sein?
2/8
A
Würdet
B
Wurdet

Slide 30 - Quiz

Hij werd geen dierenarts.
Er ... kein Tierarzt.
3/8
A
wurde
B
würde
C
wurdet
D
würdet

Slide 31 - Quiz

Thomas zou ons helpen.
Thomas ... uns helfen.
4/8
A
wurdet
B
würdet
C
wurde
D
würde

Slide 32 - Quiz

Werd jij naar school gebracht?
... du zur Schule gebracht?

5/8

Slide 33 - Question ouverte

Ik zou mijn vader helpen.
Ich ... meinem Vater helfen.
6/8

Slide 34 - Question ouverte

Maria werd beroemd.
Maria ... berühmt.
7/8

Slide 35 - Question ouverte

Mein Opa und Oma ... für immer zusammenbleiben.
8/8

Slide 36 - Question ouverte

Je gebruikt de zou-vorm om:

een beleefde vraag te stellen (bv. Könntest du mir bitte helfen?)
een advies te geven (bv. Du solltest besser aufpassen.)
een wens te uiten (bv. Ich hätte gern ein Schnitzel.)

Slide 37 - Diapositive

"zou" vorm maken met -würden-

Bij de zwakke werkwoorden gebruik je een vorm van ‘würden’ +

                                het hele werkwoord. 

Ich würde das nicht tun!

Ik zou dat niet doen

Ich würde das nicht glauben.

Ik zou dat niet geloven.

Ich würde es kaufen!

Slide 38 - Diapositive

3

Slide 39 - Vidéo

02:19
vertaal:
was würdest du machen?

Slide 40 - Question ouverte

02:35
Ich würde zuerst meine Steuern bezahlen =
A
Ik word eerst mijn belasting betaald
B
Ik zou eerst mijn belasting betalen
C
ik moet eerst mijn belasting betalen

Slide 41 - Quiz

03:49
Ich würde jeden Tag Obst essen =
A
Ik zou iedere dag fruit eten
B
Ik zal iedere dag fruit eten

Slide 42 - Quiz

1

Slide 43 - Vidéo

07:45
Vertaal:
Was möchtest du werden?

Slide 44 - Question ouverte

Heute
Voorbereiding VOOR les 7:

Maken: opdr. 1 t/m 4 van Lektion 3
Leren: woordenschat Lernbox 3

Verwerkingsopdrachten NA les 7:
Maken: opdr. 5 t/m 7 en 9 van Lektion 3







Slide 45 - Diapositive