Trabitur, Kapitel 16, Les 7 schrijfvaardigheid

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Willkommen, heute ist Dienstag

der 6. Juni

Lernziel(e)

• Weet ik hoe ik de voegwoorden in een zin kan gebruiken. 
• Kan ik een email in het Duits schrijven.

Programm 

1.  Huiswerk nakijken

2.  Was haben wir in der letzten Stunde besprochen? 

3.  Herhaling uitleg voegwoorden

Hoe ziet de toets van donderdag eruit?

1. woorden: 15 wrd van Nl naar Duits vertalen

2. gramm. 3 wrd volledig vervoegen in de verleden tijd

3. gramm. 6 zinnen het modale werkw. in de verleden tijd                     vervoegen

4. gramm. voegwoorden invullen in 5 zinnen ( zoals Aufg. 10.4 B)

5. Email schrijven-> 5 zinnen (zoals Aufg. 15.1 en 16.1)

Huiswerk nakijken

1. Maak Aufgabe 10.4 ( grammatica)

    Maak Aufgabe 16.1 (schrijfvaardigheid)

Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?

Was haben wir in der letzten Stunde besprochen ?

(Jij kunt) ___________ mich nicht verstehen?

(Ik mag) _____________ ausgehen.

(Willen jullie) _____________ uns helfen?

Warum (wilden jullie) _______________ nach Hause?

Früher (lustte ik) ______________ keine Bohnen.

(Moest jij) _______________ dich beim Direktor melden?

(Wij konden) ___________________ das nicht glauben.

In bijzinnen staat de persoonsvorm in het Duits achteraan.

1. Waar
2. Niet waar

Mutter sagt, dass ich zur Schule laufen soll.

1. goed
2. fout

Er hat es gesehen, obwohl ich es hatte verboten.

1. goed
2. fout

Ich kaufe einen Laptop, ........ der alte Laptop kaputt ist.

1. ob
2. oder
3. weil
4. denn

ob of oder

	betekenis	voorbeeld
oder	of (keuze uit twee of meer)	Möchtest du Cola oder Wasser?
ob	of (als voegwoord)	Ich weiß nicht, ob er das machen will.

Ich weiß nicht, oder / ob das Möglich ist. 

Möchten Sie ein Tee oder / ob ein Kaffee?

wenn, wann of als

	betekenis	voorbeeld
wenn	in het geval dat, als, indien	Wenn ich diese Aufgabe fertig habe, fahre ich nach Hause.
wann	wanneer (tijdstippen)	Wann fängt die Schule an?
als	toen (verleden tijd) of in vergelijkingen	Als ich in Rotterdam studierte, wohnte ich in einem möblierten Zimmer. Zum Glück ist das Wetter besser als gestern.

Wenn / wann ich müde bin, gehe ich ins Bett.

Wenn / wann hast du Zeit? Ich möchte dich gerne treffen. 

Nu gaan we zelf aan het werk

Maak Aufgabe D15, S. 132 ( grammatica)

Maak Aufgabe D17, S. 133 (grammatica)

Klaar: ga woorden oefenen via WRTS

Hausaufgaben

Maak Aufgabe D15, S. 132 ( grammatica)

Maak Aufgabe D17, S. 133 (grammatica)

Leer: woorden oefenen via WRTS

             modale werkwoorden in de verleden tijd

             voegwoorden