6.2 Weerstand, geleidbaarheid en de wet van Ohm

6.2 Weerstand, geleidbaarheid en de wet van Ohm
Opgaven 8, 11, 12
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

6.2 Weerstand, geleidbaarheid en de wet van Ohm
Opgaven 8, 11, 12

Slide 1 - Diapositive

Toets op afstand
Is het gelukt om in te loggen in ClassMarker?
Er staat nu een oefentoets zodat je kan zien hoe het werkt.
Bereid je voor, vlak voor het SO kunnen we niets meer doen.

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je van elektrische stroom?
timer
1:30

Slide 3 - Question ouverte

Weerstand
  • Letterlijk: iets biedt weerstand tegen de stroom
  • Meer weerstand, minder stroom (bij dezelfde spanning)
  • Het omgekeerde is geleidbaarheid: G = 1 / R
  • Dus bijv. R = 2,0 Ω heeft geleidbaarheid G = 0,50 S (Siemens)

Slide 4 - Diapositive

Soortelijke weerstand
  • rho = R . A / L (BINAS 35D1)
  • Materiaaleigenschap
  • De weerstand van bijv. een draad: R = rho . L / A
  • Lengte L groter -> weerstand groter
  • Dwarsdoorsnede A groter -> weerstand kleiner

Slide 5 - Diapositive

Wet van Ohm
  • U = I . R (BINAS35D1)
  • Wat zien we hieraan?
  • Weerstand is spanning gedeeld door stroom: R = U / I
  • Als de weerstand constant is dan zijn U en I recht evenredig
  • Zo'n weerstand noemen we een Ohmse weerstand. (fig 6.19b)

Slide 6 - Diapositive

U = I . R in driehoek
Verband U, I en R

Slide 7 - Diapositive

8a. De stroom I loopt
A
van P naar Q
B
van Q naar P

Slide 8 - Quiz

8b. De elektronen bewegen van
A
van P naar Q
B
van Q naar P

Slide 9 - Quiz

8c. A1 meet de stroom in de dikke draad, A2 in de dunne draad.
A
A1 meet een grotere stroom dan A2
B
A1 meet een kleinere stroom dan A2
C
A1 en A2 meten een even grote stroom
D
Onvoldoende gegevens om uitspraak te doen

Slide 10 - Quiz

11. Zet in volgorde van toenemende weerstand
timer
1:00

Slide 11 - Question de remorquage

Slide 12 - Diapositive

12a. Zie (I,U)-diagram van fietslampjes. Welk lampje is het zwakkere achterlicht?
A
1
B
2

Slide 13 - Quiz

12b. Welk lampje heeft de grootste weerstand?
A
1
B
2

Slide 14 - Quiz

12c. Bij een spanning groter dan 2V is grafiek 2 een rechte lijn. Is dit een Ohmse weerstand?
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Huiswerk
Maak opgaven 9 en 13

Slide 16 - Diapositive