Klas 3: Versterkende bijwoorden & voorzetsels van plaats

Wat zijn versterkende bijwoorden en hoe gebruik ik ze?
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wat zijn versterkende bijwoorden en hoe gebruik ik ze?

Slide 1 - Diapositive

De volgende versterkende bijwoorden moet je uit je hoofd leren. Je vindt ze op pagina 57 in je boek.

Slide 2 - Diapositive

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"The dragon's breath was ______ hot that the prince burned his arm."
A
extremely
B
so
C
quite
D
very

Slide 3 - Quiz

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"You have been ______ helpful. Thanks!"
A
extremely
B
such
C
so
D
deeply

Slide 4 - Quiz

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"This story is ______ scary for me. I can't continue reading."
A
so
B
perfectly
C
too
D
extremely

Slide 5 - Quiz

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"I'm _____ certain that the book will end well, but it could surprise me."
A
too
B
seriously
C
perfectly
D
quite

Slide 6 - Quiz

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"Peter reads ______ slowly."
A
absolutely
B
deeply
C
very
D
extremely

Slide 7 - Quiz

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"This time they ______ have gone too far."
A
extremely
B
really
C
so
D
very

Slide 8 - Quiz

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"You can never have ____ much money
A
too
B
very
C
deeply
D
absolutely

Slide 9 - Quiz

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"Sara is _____ a fast swimmer."
A
very
B
quite
C
extremely
D
so

Slide 10 - Quiz

Voorzetsels van plaats - uit je hoofd leren: 

Slide 11 - Diapositive

Uitzondering!

Slide 12 - Diapositive

Every month, me and my friends camp __________ Inglewood Forest.
I've got a black cap _______ my head.
I wear a leather belt _______ my waist.
I'm also wearing a grey shirt with long sleeves ________ my jacket.
_________ me you can see the forest.
It really feels like we're _______ another world.
behind
in
at
under
on
around

Slide 13 - Question de remorquage

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

Do you take sugar __ your coffee?
A
at
B
on
C
in
D
above

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

The vase is __ the dining table.
A
at
B
on
C
in
D
above

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

We live __ the train station
A
at
B
on
C
in
D
near

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

There was a boy ____the window.
A
at
B
in
C
on
D
between

Slide 17 - Quiz

Kies het voorzetsel van plaats.
I am sitting ______ (naast) my friend.
A
next to
B
behind
C
above
D
across

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

I am ______ school right now
A
at
B
on
C
in
D
above

Slide 19 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

I'm sitting _____ two chairs
A
at
B
on
C
in
D
between

Slide 20 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

The ball rolled _______ my bed
A
at
B
on
C
in
D
under

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

My parents are _____ holiday
A
at
B
on
C
in
D
by

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste voorzetsel van plaats
I am standing ______ (voor) your house
A
next to
B
near
C
behind
D
in front of

Slide 23 - Quiz