Gametogenese herhaling

• Biologie
• Secundair onderwijs

vorming van de geslachtscellen

gametogenese

Doel:

08.05.03_01

De leerlingen interpreteren chromosomale mechanismen van overerving.

• haploïd en diploïd

08.05.01.05_1

De leerlingen leggen het verband tussen celtypen en hun functies in weefsels en organen uit met inbegrip van de betrokken cellulaire processen.

• celdeling

06.17.05

De leerlingen leggen de overerving van het geslacht uit

Een zaadcel en een eicel zijn beiden

1. Haploid (2n)
2. Diploid (n)
3. Haploid (n)
4. Diploid (2n)

Vorming geslachtscellen

Chromosomen in een gewone

lichaamscel van een man:

Van een vrouw zou er hetzelfde

uit kunnen zien maar dan met 

2 keer een X chromosoom

Vorming geslachtscellen

Deze cellen noem je diploïd (2n).

Van elk type chromosoom is een 

paar aanwezig.

Beide chromosomen van een

paar noem je homoloog.

Bij de mens 23 paar 

= 46 chromosomen

Vorming geslachtscellen

Als in een zaadcel en een eicel

net zoveel chromosomen

zouden zitten dan zou je na de 

bevruchting een bevruchte 

eicel met 92 chromosomen

hebben. 

Vorming geslachtscellen

Dus: bij de vorming van de 

geslachtscellen moet het aantal

chromosomen worden 

gehalveerd zodat van elk 

chromosomenpaar er maar één

in zit.

de meiose

Vorming geslachtscellen

Geslachtscellen zijn dus

haploïd (n).

Bij de mens bevatten ze 

23 chromosomen.

Mitose of meiose?

1. Mitose
2. Meiose
3. Mitose en meiose
4. Niet te zeggen

Hieronder staan 5 verschillende fasen van de meiose. Ze staan echter niet in de juiste volgorde. Zet de fasen van de meiose in de juiste volgorde.

Spermatogenese

de spermatogenese

• wand van de zaadbuisjes 
• mitose kiemcellen
• puberteit: meiose
• primaire spermatocyt
• secundaire spermatocyt
• spermatiden
• zaadcellen 

Zaadcel

Teelballen produceren zaadcellen.

De zaadcellen worden opgeslagen in de bijballen.

Via de zaadleiders worden de zaadcellen vervoert naar de prostaat.

Maak de juiste combinaties

1

2

3

4

5

6

spermatogonium

spermatogonium stamcel

spermacel

spermatiden

primaire spermatocyt

secundaire spermatocyt

Een secundaire spermatocyt is ontstaat door:

1. Mitose
2. Meiose 1
3. Meiose 2
4. Oögenese

Is een primaire spermatocyt
diploïd of haploïd?

1. diploïd
2. haploïd

In welk deel van de zaadcel bevindt zich het DNA?

1. in het acrosoom
2. in de staart
3. in de kop
4. in de verdikking achter de kop

Een zaadcel heeft

1. 23 chromosomen
2. 23 chromatiden
3. 46 chromosomen
4. 46 chromatiden

Wat is het geslachtschromosoom in een zaadcel?

1. Y
2. X
3. X of een Y
4. XX

spermatogenese vindt plaats in

1. de eierstokken
2. het scrotum
3. de zaadkanaaltjes
4. de bijballen

 oogenese (=vorming eicellen)

Waar vindt oögenese plaats?

1. Teelbal
2. Eierstok
3. Eileider
4. Bijbal

Wat zijn follikels?

1. Onrijpe cellen in kleine blaasjes
2. Rijpe cellen in kleine blaasjes
3. Onrijpe zaadcellen in kleine blaasjes
4. Rijpe zaadcellen in kleine blaasjes

Rijping eicellen

Eisprong/ ovulatie = 

de follikel (graafse) barst en vocht en de eicel stromen eruit.

Gele lichaam = 

het follikelweefsel dat in de eierstok achterblijft. 

1 kiemepitheel

2 primaire follikel met primaire oocyt

3 groeiende primaire follikel

4 follikel met follikelblaasje

5 rijpe follikel (graafse follikel)

6 Bindweefsel van het ovarium (stroma)

7 follikelsprong (ovulatie) met vorming van een secundaire oocyt 

8 corpus rubrum

9 Artretische follikel

10 corpus luteum

12 hilus van de eierstok met bloedvaten (stroma)

www.bioplek.org

mitose

oocyte I

de puberteit

de rijpende eicel

meiose I

oocyte II

poollichaampje

poollichaampje

meiose II

oötide / zygote

Wat zie je hier?

1. spermatogenese
2. oögenese

Een bevruchte eicel is

1. haploid
2. diploid
3. triploid
4. nanoploid