Vraag en aanbod Supreme

Herhaling vraag en aanbod
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling vraag en aanbod

Slide 1 - Diapositive

Concrete markt: markt die je kunt bezoeken (bv weekmarkt)
Abstracte markt: markt die je niet kunt bezoeken (bv woningmarkt)

Slide 2 - Diapositive


VRAAG van Consumenten:
Die kopen goederen en diensten (om in behoeften te voorzien)

&

AANBOD van Producenten (bedrijven en overheid): 
Die verkopen goederen en diensten 

Slide 3 - Diapositive




GOEDEREN --> TASTBAAR

DIENSTEN --> NIET TASTBAAR


Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Wat valt 
jullie op? (zie volgende dia)
Formule:   Qv= -2000P+10.000
De vraag naar Hotdogs

Slide 6 - Diapositive

Er is een NEGATIEF verband tussen prijs en gevraagde hoeveelheid:

  • prijs stijgt -->gevraagde hoeveelheid daalt
  • prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid stijgt
  • In de formule zie je dat aan het -teken voor de P 

Slide 7 - Diapositive

De vraagcurve (vraaglijn)
Formule:   
Qv= -2000P+10.000

Slide 8 - Diapositive

Het aanbod van hotdogs
Wat valt jullie op?
(zie volgende dia)
Qa= 2500P-1250

Slide 9 - Diapositive

Er is een POSITIEF verband tussen prijs en aangeboden hoeveelheid:
  • prijs stijgt -->aangeboden hoeveelheid stijgt ook
  • prijs daalt --> gevraagde hoeveelheid daalt ook
  • In de formule zie je dat aan het +teken voor de P

Slide 10 - Diapositive

De aanbodcurve (aanbodlijn)
Formule:
Qa= 2500P-1250

Slide 11 - Diapositive

VRAAGVraag 
Aanbod
            VRAAG
         AANBOD
Formule:
Qa= 2500P-1250
Formule:   
Qv= -2000P+10.000

Slide 12 - Diapositive


BETALINGSBEREIDHEID


De vraaglijn laat zien wat de betalingsbereidheid is van de vragers. Dus de maximale betalingsbereidheid is de hoogste prijs die de vragers er voor over hebben! (aflezen in grafiek: hoogste punt van de vraaglijn dus bij Qv=0)

Slide 13 - Diapositive


LEVERINGSBEREIDHEID


De aanbodlijn laat zien wat de leveringsbereidheid is van de aanbieders. Dus de minimale leveringsbereidheid is de laagste prijs die de aanbieders voor hun product willen ontvangen
(aflezen in grafiek: laagste punt van aanbodlijn dus bij Qa =0)

Slide 14 - Diapositive

VRAAG EN AANBOD VAN HOTDOGS BIJ VERSCHILLENDE PRIJZEN
Als aanbieder een te hoge prijs vraagt, zal die producten overhouden (aanbodoverschot). Vraagt hij een te lage prijs, dan zal aanbieder snel uitverkocht zijn (aanbodtekort)  

Slide 15 - Diapositive

De evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid


  • De evenwichtsprijs is zoals je ziet dus €2,50 
  • Op dat "punt" snijden de vraag en aanbodcurve elkaar 
  • De evenwichtshoeveelheid is 5000 hotdogs

Slide 16 - Diapositive

Evenwicht op de markt van hotdogs
  Qv= -2000P+10.000
Qa= 2500P-1250
is gelijk aan

Slide 17 - Diapositive

Qv =Qa
-2.000P + 10.000 = 2500P - 1250
-2000P - 2500P =-1250 - 10.000
-4500P = -11.250
P= -11.250 : -4500 = 2,50 = Evenwichtsprijs

2,50 invullen in 1 van de functies:
Qv= -2.000x2,50 + 10.000
Qv=-5000 + 10.000= 5.000 = Evenwichtshoeveelheid
(Qa invullen geeft natuurlijk ook2500x2,50 - 1250= 5.000)

Slide 18 - Diapositive

Stel nu dat er een popconcert is?
VRAAG EN AANBOD VAN HOTDOGS TIJDENS POPCONCERT

Slide 19 - Diapositive

Verandering in 
de vraagcurve
TIJDENS  POPCONCERT VERSCHUIFT VRAAGCURVE NAAR RECHTS

Slide 20 - Diapositive



ER ZIJN DUS REDENEN TE BEDENKEN WAAROM EEN VRAAGCURVE IN Z'N GEHEEL NAAR RECHTS OF LINKS SCHUIFT!!
  • NAAR RECHTS (ZOALS BIJ POPCONCERT): BIJ ELKE PRIJS IS ER MEER VRAAG (MEER VRAGERS)
  • NAAR LINKS: BIJ ELKE PRIJS IS ER MINDER VRAAG

Slide 21 - Diapositive

De prijs stijgt. Wat gebeurt er met het aanbod?
A
Neemt af
B
neemt toe
C
verandert niets
D
schiet mij maar lek

Slide 22 - Quiz

De vraag daalt. Wat gebeurt er met de prijs?
A
Die zal dalen
B
Die zal stijgen
C
Er verandert niets
D
Schiet mij maar lek

Slide 23 - Quiz

Er is een slechte aardappeloogst. Wat is een logisch gevolg?
A
De vraag neemt toe
B
De vraag neemt af
C
De aanbodprijs neemt toe
D
We gaan meer ijsjes eten

Slide 24 - Quiz

Er is een grote vraag naar technisch personeel wat doet dat met het salaris van een techneut?
A
Neemt toe
B
Neemt af
C
Er verandert niets
D
Schiet mij maar lek

Slide 25 - Quiz

Er is een economische crisis in Brazilië Economen verkopen hun aandelen. De vraag naar aandelen.....
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft hetzelfde
D
Verandert in aanbod

Slide 26 - Quiz

Hoeveelheid geld die iemand in een bepaalde periode ontvangt.
Lijn die bij iedere prijs aangeeft hoeveel stuks de consument bij die prijs willen kopen

hoeveelheid goederen en diensten die met het inkomen gekocht kunnen worden

aantal stuks dat de consumenten bij een bepaalde prijs willen kopen
gevraagde hoeveelheid
vraaglijn
koopkracht
inkomen

Slide 27 - Question de remorquage

Als de vraag naar goud toeneemt...
A
Verschuift de vraaglijn naar rechts.
B
Verschuift de vraaglijn naar links

Slide 28 - Quiz

De vraaglijn verschuift naar links, dit kan het gevolg zijn van:
A
een hogere koopkracht
B
een prijsstijging
C
een daling van het aantal inwoners
D
het verdwijnen van concurrenten

Slide 29 - Quiz

Stel de functie van de vraaglijn naar cola is:
Qv = –15p + 45. Gegeven prijs is € 2,50.
Hoeveel blikjes cola worden er verkocht?
A
82.5
B
8
C
9,375
D
7,5

Slide 30 - Quiz

uitwerking vraag:
Qv=-15p+45             en        p=2,50

Dan ga je de p invullen in de formule

Qv= -15x2,50+45
Qv= -37,50+45
Qv=7,5

Slide 31 - Diapositive

Substitutie goederen
Complementaire goederen
Producten die elkaar kunnen vervangen
Producten die elkaar aanvullen
Prijsstijging van een van de producten zorgt voor meer vraag naar het andere.
Prijsdaling van een van beide goederen zorgt voor meer vraag naar het andere. 

Slide 32 - Question de remorquage

Maak nu van pagina 29: herhalingsopdracht 2a/b/c/d/e 

Slide 33 - Diapositive

We gaan nu eerst pagina 31 even samen lezen

Slide 34 - Diapositive

Prijslasticiteit van de vraag

De prijselasticiteit (van de vraag) geeft aan in hoeverre de gevraagde hoeveelheid reageert op een verandering van de prijs.

Prijselasticiteit van de vraag (Ev) =

Slide 35 - Diapositive

(Volkomen) prijsinelastisch & prijselastisch

Er zijn 3 mogelijkheden:


1) Volkomen prijsinelastische vraag. De gevraagde hoeveelheid reageert niet op een prijsverandering.


Ev = 0

Slide 36 - Diapositive

2) Prijsinelastische vraag. De gevraagde hoeveelheid reageert niet sterk op een prijsverandering.


D.w.z. als de prijs met een bepaald percentage verandert, verandert de gevraagde hoeveelheid met een kleiner percentage.


Ev ligt dus tussen -1 en 0


Het gaat hier om goederen die voorzien in de primaire levensbehoefte.


Slide 37 - Diapositive

3) Prijselastische vraag. De gevraagde hoeveelheid reageert sterk op een prijsverandering.


D.w.z. als de prijs met een bepaald percentage verandert, verandert de gevraagde hoeveelheid met een groter percentage.


Ev is dus altijd kleiner dan -1


Het gaat hier om luxe goederen.

Slide 38 - Diapositive

Voorbeelden

1) Stel dat de prijs stijgt met 5% en dat daardoor de gevraagde hoeveelheid daalt met 10%.
De waarde van de elasticiteit is: -10% / 5% = -2. Dit is elastisch.


2) Stel dat de prijs daalt met 10% en dat daardoor de gevraagde hoeveelheid stijgt met 4%.

De elasticiteit is: 4% / -10% = -0,4. Dit is inelastisch.

Slide 39 - Diapositive

3) Stel dat de elasticiteit gelijk is aan -0,5.

De prijs stijgt met 5%.

De gevraagde hoeveelheid zal veranderen met: 5% x -0,5 = - 2,5%


4) Stel dat de elasticiteit gelijk is aan -2.

De gevraagde hoeveelheid is gedaald met -20%.

De prijsstijging is -20% / -2 = 10% geweest

Slide 40 - Diapositive

5) Van een product is de vraagcurve als volgt: qv = -4p + 20
Stel dat de prijs stijgt van p = 2 naar p = 3.
Hoe groot is de prijselasticiteit van de vraag?

Daarvoor vullen we eerst onderstaande tabel in:





Ev =  -33,33% / 50% = -0,67

Slide 41 - Diapositive

Betekenis prijselasticiteit
Prijselasticiteit is -0,25. Wat betekent dit?


Als de prijs met 1% stijgt, 
dan daalt de vraag met 0,25%.
Als de prijs met 1% daalt, 
dan stijgt de vraag met 0,25%




Slide 42 - Diapositive



Een winkelier heeft onderzocht dat de vraag naar een product 1.200 stuks is bij een prijs van € 15.
Hij verhoogt de prijs naar € 18; nu blijkt de vraag naar dat product 900 stuks.
Bereken de prijselasticiteit van de vraag naar dit product 
Antwoord in twee decimalen met kommascheiding, bijvoorbeeld -1,67


Hoe groot is blijkbaar de prijselasticiteit van de vraag?

Slide 43 - Question ouverte

Van een artikel is bekend dat wanneer de prijs stijgt met 25%, de afname daalt van 1.000 naar 825 stuks.
A
De prijselasticiteit is 0,70
B
De prijselasticiteit is 0,849
C
De prijselasticiteit is -0,70
D
De prijselasticiteit is -0,849

Slide 44 - Quiz

Maak nu: opgave 25+26 op pagina 32

Slide 45 - Diapositive

Maak nu: learnbeat

Slide 46 - Diapositive