Formuleren - onjuist verwijzen

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom H4C!
Ga rustig zitten.
Pak je spullen; werkboek NN
Telefoon op stil & in je tas.

Slide 2 - Diapositive

Noteer het juiste verwijswoord
1. Deze coalitie doet de komende jaren (zijn/haar) grootste investering in onderwijs, zodat ieder kind weer extra kansen krijgt.

2. De hele oudejaarsavond draait tegenwoordig om dat verschrikkelijke vuurwerk (dat/wat) om 12 uur de lucht in moet.

Slide 3 - Diapositive

Doel
  • Ik kan fouten met onjuiste verwijswoorden herkennen en verbeteren.

Wat gaan we doen? (40 min.)
  1. startopdracht                           5 min.
  2. voorkennis/uitleg                  10 min.
  3. zelfst. werken                        20 min.
  4. doel bereikt?                            5 min.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

fouten met verwijswoorden
betrekkelijk voornaamwoorden
mannelijk, vrouwelijk, meervoud --> die
onzijdig (enkelvoud) --> dat

persoonlijk voornaamwoorden
meervoud --> zij, ze, hen, hun 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

hen of hun?
Alleen 'hun' als het meewerkend voorwerp is en er geen voorzetsel voor staat.

Het team werd kampioen en de koning gaf hun een onderscheiding. (aan hen) 

Slide 8 - Diapositive

dat of wat?
Je gebruikt 'wat' als je verwijst naar:
  • de overtreffende trap (het duurste wat ik ooit gekocht heb)
  • onbepaald voornaamwoord (alles wat ik opschreef)
  • hele zin of zinsdeel (veel mensen investeren in bitcoin, wat de banken ernstige zorgen baart)

Slide 9 - Diapositive

werk alleen
  • Lees de theorie op blz. 232-234
  • Maak opdracht 1 t/m 7 (huiswerk woensdag)
  • Klaar? werk aan je boekverslag

Kijk thuis na met behulp van de online methode
& stel vragen in de les.
timer
10:00

Slide 10 - Diapositive

doel bereikt?
Kies uit opdracht 1 t/m 7 één zin uit die je het moeilijkst vond & één zin die het makkelijkst was.

Slide 11 - Diapositive