Onregelmatige werkwoorden; vouloir - pouvoir + aller - faire - avoir - être

Onregelmatige werkwoorden
in deze LessonUp herhaal je alle onregelmatige werkwoorden die je tot nog toe geleerd hebt
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Onregelmatige werkwoorden
in deze LessonUp herhaal je alle onregelmatige werkwoorden die je tot nog toe geleerd hebt

Slide 1 - Diapositive

vouloir en pouvoir
We beginnen met deze werkwoorden 
leerdoel: 
ik kan vouloir en pouvoir vervoegen
ik weet wat vouloir en pouvoir betekenen

Slide 2 - Diapositive

'vouloir' betekent...

Slide 3 - Question ouverte

'pouvoir' kan twee vertalingen hebben in het Nederlands; welke?

Slide 4 - Question ouverte

Slide 5 - Vidéo

je veux
A
ik wil
B
ik kan
C
jij wil
D
jij kan

Slide 6 - Quiz

nous pouvons
A
wij willen
B
wij kunnen
C
wij mogen
D
wij hebben

Slide 7 - Quiz

zij wil
A
elle peut
B
elle veut
C
elle peux
D
elle veux

Slide 8 - Quiz

u kan
A
nous voulons
B
nous pouvons
C
vous voulez
D
vous pouvez

Slide 9 - Quiz

hij kan

Slide 10 - Question ouverte

jullie willen

Slide 11 - Question ouverte

zij mogen

Slide 12 - Question ouverte

vertaal: Mag ik televisie kijken?
A
Je veux regarder la télé?
B
Je peux regarder la télé?
C
Je veux la télé regarder?
D
Je peux al télé regarder?

Slide 13 - Quiz

Let op!
Na 'vouloir' komt dus meestal nog een volledig werkwoord. 
Dit werkwoord staat onmiddellijk na de vervoeging van vouloir.

Je veux manger une glace.
Ik wil een ijsje eten.

Slide 14 - Diapositive

vertaal: zij wil in het zwembad zwemmen
A
elles veulent nager dans la piscine.
B
elle veut nager dans la piscine.
C
ils veulent nager dans la piscine.
D
il veut nager dans la piscine.

Slide 15 - Quiz

Let op!
Na 'pouvoir' komt dus meestal nog een volledig werkwoord. 
Dit werkwoord staat onmiddellijk na de vervoeging van pouvoir.

Je peux acheter une glace.
Ik mag een ijsje kopen.

Slide 16 - Diapositive

zij willen
A
ils voulent
B
ils veulent

Slide 17 - Quiz

jij kan

Slide 18 - Question ouverte

ik heb de werkwoorden vouloir en pouvoir onder de knie
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

andere onregelmatige werkwoorden


je hebt al andere onregelmatige werkwoorden geleerd:
avoir - être
aller - faire

Ken je ze nog?


Slide 20 - Diapositive

ik heb
A
j'ai
B
je suis
C
je fais
D
je vais

Slide 21 - Quiz

tu fais
A
jij wil
B
jij kan
C
jij doet
D
jij bent

Slide 22 - Quiz

il va
A
hij is
B
hij gaat
C
hij maakt
D
hij heeft

Slide 23 - Quiz

nous sommes
A
wij hebben
B
wij zijn

Slide 24 - Quiz

vous faites
A
jullie maken
B
jullie zijn

Slide 25 - Quiz