Grammatica zinsontleding 3 mavo les 1

Welkom
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom

Slide 1 - Diapositive

Startopdracht
Benoem de zinsdelen van de volgende zin:
'Vorige week zijn Kim en haar broers bij hun peetouders langsgegaan.'
Persoonsvorm (pv)= 
Werkwoordelijk gezegde (wwg) = 
Onderwerp (ow) = 
Lijdend voorwerp (lv) = 
Meewerkend voorwerp (mv) = 
Bijwoordelijke bepaling (bwb) = 
*Bijvoeglijke bepaling (bvb) = 

Klaar? Lezen in leesboek.


Slide 2 - Diapositive

Vandaag
Terugblikken afgelopen periode 
Instructie verschil bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling
Zelfstandig werken
Les afsluiting

Slide 3 - Diapositive

Verwachtingen instructie
Wat?
Uitleg verschil bwb en bvb 

Hoe?
* Meedoen d.m.v. blaadjes.
* Laten zien op mijn teken.
* Actieve luisterhouding; anderen niet storen.
* Twee waarschuwingen. 

Slide 4 - Diapositive

Lesdoelen
1. Je kunt een zin ontleden in de vaste volgorde 
(pv, zindelen, wwg, ow, lv, mv, bwb). 

2. Je kunt het verschil benoemen tussen een bijvoeglijke bepaling en een bijwoordelijke bepaling.


Slide 5 - Diapositive

WE ONTLEDEN IN VASTE VOLGORDE
  1. Persoonsvorm                        PV
  2. Werkwoordelijk gezegde     WWG
  3. Zinsdelen maken   
  4. Onderwerp                              O
  5. Lijdend voorwerp                   LV
  6. Meewerkend voorwerp       MV
  7. Bijwoordelijke bepaling       BWB

Slide 6 - Diapositive

Bijvoeglijke bepaling (bvb)
- Geeft extra informatie over een zelfstandig naamwoord: Het bekende verhaal;
- Is geen apart zinsdeel, maar een deel van een ander zinsdeel;
Mijn moeder is dol op deze wijn uit Frankrijk
- Kun je niet zomaar verplaatsen in de zin.
'Uit Frankrijk is mijn moeder dol op deze wijn'.

Slide 7 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
- Vertelt meer over de gebeurtenis of handeling in een zin;
- Vertelt bijvoorbeeld waar, wanneer, waardoor, waarmee of hoe iets gebeurt;
- Is een apart zinsdeel;
Nederland haalt veel wijn uit Frankrijk.
- Kun je verplaatsen in de zin.
Uit Frankrijk haalt Nederland veel wijn. 

Slide 8 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Bijwoordelijke bepaling (bwb): Het woord kan ergens anders worden geplaatst. 

Bijvoeglijke bepaling (bvb): Het woord voegt iets toe aan het zelfstandig naamwoord. 

Slide 9 - Diapositive

Bijvoeglijke bepaling
- Ik kan het zinsdeel NIET verplaatsen. 
- Het zegt iets extra's over het zelfstandig naamwoord.
Bijwoordelijke bepaling
- Ik kan het zinsdeel verplaatsen.
- Waar, wanneer, waardoor, waarmee of hoe iets gebeurt;

Slide 10 - Diapositive

Weet je alweer wie (jouw) horloge had geleend?
A
bijvoeglijke bepaling (groen)
B
bijwoordelijke bepaling (oranje)

Slide 11 - Quiz

(Op de Veluwe) zijn Tim en Gert gaan jagen afgelopen weekend.
A
bijvoeglijke bepaling (groen)
B
bijwoordelijke bepaling (oranje)

Slide 12 - Quiz

Met het hele team stappen we in het vliegtuig (naar Griekenland).
A
bijvoeglijke bepaling (groen)
B
bijwoordelijke bepaling (oranje)

Slide 13 - Quiz

Als Jesse op vakantie gaat, vindt hij het altijd leuk om te relaxen in een (hippe) strandtent.
A
bijvoeglijke bepaling (groen)
B
bijwoordelijke bepaling (oranje)

Slide 14 - Quiz

Ik ging doodop op het (zachte) matras liggen en viel direct in slaap.
A
bijvoeglijke bepaling (groen)
B
bijwoordelijke bepaling (oranje)

Slide 15 - Quiz

Mijn moeder gaat meestal (in de ochtend) naar de supermarkt.
A
bijvoeglijke bepaling (groen)
B
bijwoordelijke bepaling (oranje)

Slide 16 - Quiz

Ik eet ijs (met een vork).
A
bijvoeglijke bepaling (groen)
B
bijwoordelijke bepaling (oranje)

Slide 17 - Quiz

De vergadering zal (een uur) duren.
A
bijvoeglijke bepaling (groen)
B
bijwoordelijke bepaling (oranje)

Slide 18 - Quiz

Bijvoeglijke bepaling
- Ik kan het zinsdeel NIET verplaatsen. 
- Het zegt iets extra's over het zelfstandig naamwoord.
Bijwoordelijke bepaling
- Ik kan het zinsdeel verplaatsen.
- Waar, wanneer, waardoor, waarmee of hoe iets gebeurt;

Slide 19 - Diapositive

Aan het werk (ZS)
Wat?
Blz. 78 - 81 opdracht 1 t/m 6 

Hoe?
* 10 minuten stilte, dan fluisteren.
* Hulp: vraag opschrijven, wachten tot ZF.
* Uitkomst: kijk je werk na (nakijkboekje).
* Klaar: verder met je leesboek.

Slide 20 - Diapositive

Lesafsluiting
Kun je nu het verschil benoemen tussen bijvoeglijke en bijwoordelijke bepaling?

Met welke zinsdelen heb je nog moeite?

Slide 21 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Diapositive