3.1 en 3.2 Landschappen en hun gebruikers

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

Landschappen en hun gebruikers

Centrale vragen

- Welke geofactoren zijn er?

- Welke landschapszones zijn er en je kunt de ligging verklaren

- Welke landbouwzones kun je op mondiale schaal onderscheiden?

- Waar en waarom moet de mens zich in deze landbouwzones aanpassen aan de natuur

Ontwikkeling van een ecosysteem -> geofactoren

Landschapszones

Geofactoren: bodem

Bodemvormende factoren:

1. Het moedermateriaal (=grondsoort)

2. Klimaat 

 a. Effectieve neerslag 

 b. Bodemleven

3. Flora en fauna

4. Tijd 

5. Relief

6. Waterhuishouding

7. De mens

Tropische zone: Latosol

- Weinig humus 

- voedingsstoffen worden niet vastgehouden

- neerslag > verdamping 

- veel uitspoeling van voedingsstoffen

- Ophoping van ijzer en aluminium in de inspoelingslaag

- In contact met zuurstof krijg je roest met rode kleur 

Subtropische zone

Bodems: minder uitspoeling dan bij de latosol

roodgeel van kleur -> Rode kleur = ijzer en gele kleur = aluminium.

Gematigde zone

Bruine bosbodem: 

vruchtbaarder ->

meer humus en minder 

uitspoeling dan podzol.

Boreale zone: Podzol

- Moedermateriaal zand

- Door dennenbomen zure humus -> Geen 

binding voedingsstoffen

- Neerslag > verdamping

- Inspoeling van voedingsstoffen in de 

inspoelingslaag

Polaire zone

Bodem: toendrabodem: nauwelijks horizonten: permafrost.

Aride zone: Zwarte aarde

-Verdamping > neerslag: 

dus geen uitspoeling van 

voedingsstoffen 

- Veel gras met lange wortels: 

dikke humuslaag

Aride zone: Woestijnbodems

Woestijnbodem: 

- weinig humus; 

- geen inspoeling en uitspoeling: 

- Capillaire werking waardoor 

zouten naar boven komen

Aan de slag

- Afmaken 2.4: vraag 5
- Lezen 3.1

- Maken 3.1: schema