Par 2.1: Sparen en beleggen

H2 Omgaan met geld
2.1 Sparen en beleggen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

H2 Omgaan met geld
2.1 Sparen en beleggen

Slide 1 - Diapositive

Programma

- Check van het huiswerk = laten aftekenen.
- Nieuw hoofdstuk 2.1
- Maken opgave 1 - 5 en rekenopgaven 1 - 5.
- Oefenen in tweetallen.

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kunt spaarmotieven van mensen benoemen.

  • Je kunt uitleggen wat nominale en reële rente is.

  • Je kunt voorbeelden van spaarvormen herkennen.

  • Je kunt rekenen met enkelvoudige en samengestelde rente. 

  • Je kunt uitleggen hoe beleggingsvormen van elkaar verschillen op basis van risico. 

Slide 3 - Diapositive

Wat voor een spaarvormen ken jij?

Slide 4 - Carte mentale

2.1 Sparen of beleggen?

Slide 5 - Diapositive

Spaarmotieven

Slide 6 - Diapositive

Rente = interest
We onderscheiden 2 soorten rentes als je spaart:
  1. Enkelvoudige rente 🡪 rente na afloop van een jaar (elk jaar hetzelfde)
  2. Samengestelde rente 🡪 rente over meerdere jaren (rente op rente)

 

Slide 7 - Diapositive

Enkelvoudige rente 
-> je krijgt rente bijgeschreven op je betaalrekening
-> je krijgt telkens rente over hetzelfde bedrag
Samengestelde rente
-> de rente wordt bijgeschreven op je spaarrekening
-> het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de reeds ontvangen rente ('rente op rente')

Slide 8 - Diapositive

Als de prijzen stijgen wordt de rente die je krijgt naar verhouding minder waard.

Door inflatie is de reële rente lager dan de nominale rente.

Nominaal: Rente uitgedrukt in euro’s.
Reële rente: Nominale rente gecorrigeerd met de inflatie.


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Je zet €1.500 op een spaardeposito met 2,5% rente. Hoeveel rente ontvang je na 3 jaar. Schrijf je berekening op!

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Enkelvoudige rente = rentepercentage x spaarbedrag x jaren

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Stel: ik zet €5000 op de bank tegen een rente van 3%. Hoeveel is mijn bedrag waard na 3 jaar?

Slide 13 - Question ouverte

Zelf oefenen:
  • Leren: § 2.1 t/m blz 41
  • Maken: 1 t/m 5
  • Rekenen 1 t/m 5
  • Kennen: leerdoelen 1 en 2

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Lien

Je stort €1000 op de bank. De rente is 2%. Hoeveel is je saldo na 3 jaar? (samengestelde rente)

Slide 17 - Question ouverte