CKV les 2

CKV - periode 2 - Drama
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
CKVMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactif, diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

CKV - periode 2 - Drama

Slide 1 - Diapositive

Planning van vandaag
  • Terugblik vorige week
  • Theatergeschiedenis
  • Theatrale middelen
  • Lesopdracht
  • Cabaret
  • Voorbereiding korte pitch volgende week

Slide 2 - Diapositive

Terugblik 
  • Boekje, onderzoek, praktische opdracht
  • Wat is theater?
  • Theatergeschiedenis
  • Lesopdrachten

Slide 3 - Diapositive

Theatergeschiedenis
Theater op weg naar de twintigste eeuw

Van groots naar realisme
Realisme blijft populair 
maar er komen ook andere vormen
Maatschappelijke problematiek op het toneel


Slide 4 - Diapositive

Realisme

Van overdreven 
toneelspel naar 
realisme/ naturalisme.
Publiek leeft mee


Stanislavski
Ruimte voor experiment

Experimenteren met toneelspel
Publiek verrassen en laten nadenken


Brecht

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

Driestuiversopera (1928)

Slide 7 - Diapositive

Theatrale middelen

Theatrale middelen zijn dingen 
waar de regisseur gebruik van maakt 
om het verhaal beter 
te laten over komen op zijn publiek

Slide 8 - Diapositive

Theatrale middelen

- spelgegevens
- vormgevingsmiddelen
- enscenering

Slide 9 - Diapositive

Spelgegevens
Wie
Wat
Waar
Waarom
Wanneer

Slide 10 - Diapositive

Vormgevingsmiddelen

Decor 
Rekwisieten / attributen
Kostuums 
Kap en grime
Licht
Muziek (geluidseffecten)
Audiovisueel (beeld)

Slide 11 - Diapositive

Decor
Attributen

Slide 12 - Diapositive

kostuums
 grime

Slide 13 - Diapositive

licht
audiovisueel (beeld)

Slide 14 - Diapositive

audiovisueel (beeld)

Slide 15 - Diapositive

Enscenering
                                                             "In scène zetten"
Je maakt gebruik van
- mise-en-scène 
- de vormgeving van het stuk

Slide 16 - Diapositive

Wat is mise-en-scène?
A
Wat wordt er gedaan met belichting tijdens een voorstelling.
B
Hoe maken de acteurs gebruik van het speelveld.
C
De scene die wordt uitgebeeld speelt zich in de mist af.
D
Het is een term die in de wetenschap wordt gebruikt.

Slide 17 - Quiz

mise-en-scène
Betekenis
 "Plaatsing op toneel"

Waar staan de acteurs ten opzichte van elkaar en het decor/attributen

Slide 18 - Diapositive

Wat is de betekenis van de mise-en-scène in de volgende foto's? 

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Theatrale middelen
Spelgegevens



7 vormgevingsmiddelen




Enscenering
- 5 W's

- decor
- attributen
-kostumering
- kap en grime
- licht
- muziek
- audiovisueel

- mise-en-scène
- vormgeving (plaatsing)

Slide 26 - Diapositive

En ook niet onbelangrijk...
Spel van de acteurs

Houding
Stem
Mimiek

Slide 27 - Diapositive

Lesopdracht 4
Je kiest zinnen, maakt een korte theatertekst

Uitwerken rolbeschrijvingen

Toepassen theaterale middelen

Slide 28 - Diapositive

Voorbeeld rolbeschrijving
A is Chantal, een emotionele uitbundige vrouw. Ze komt net terug van haar vrijgezellenfeest en draagt een teddyberenpak dat ze van haar vriendinnen aan moest. Het is laat. Ze staat in de deuropening met verlopen make-up, praat net wat te hard en heeft een tas vol cadeaus vast.

B is Eric, net uit bed gebeld door Chantal omdat ze haar sleutels was vergeten. Hij staat geïrriteerd, slaperig en in pyjama in de gang.

Chantal en Eric gaan over vier weken trouwen


Slide 29 - Diapositive

Voorbeeld toepassen theatrale middelen

Chantal en Eric wonen in een appartement in Amsterdam. Ze kennen elkaar een jaar en gaan bijna trouwen. Ze wonen sinds een half jaar samen. Het decor is realistisch, we zien het appartement van Chantal en Eric: een deur, de gang en een woonkamer. De woonkamer is rommelig/netjes/omschrijving sfeer. De bank in de kamer is in gebruik als bed; Eric slaapt hier. Het licht schijnt op de bank en op de deuropening waar Chantal staat. Eric loopt gedurende de scene terug naar bed.

Er staat wel/geen muziek aan….

Op de achtergrond zien we video projecties van…

Slide 30 - Diapositive

Lesopdracht 4 - pagina 15/16

Stap 1. Maak deze opdracht alleen of in een tweetal
Stap 2. Kies zinnen uit, maak een korte tekst
Stap 3. Schrijf de gekozen zinnen op
Stap 4. Werk uit, schrijf op, geef een beeld van jullie scene
Stap 5. Bespreken

Slide 31 - Diapositive

Bespreken

Slide 32 - Diapositive

Cabaret & satire

Slide 33 - Diapositive

Wat is satire?
Als je op een humoristische manier kritiek levert op de maatschappij, noemen we dat satire. Dat doen mensen al heel lang. De oude Romeinen schreven al gedichten waarin ze grappen maakten over machthebbers. 

Voorbeeld 1936: Charlie Chaplin

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo


Er zijn veel verschillende vormen van satire. Van cartoons en cabaret tot televisieprogramma’s en geschreven artikelen zoals die van De Speld. 

 








In Nederland is satire erg populair: van de oudejaarsconferences van cabaretiers tot programma’s als Zondag met Lubach, Dit was het nieuws en Even tot hier

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Wat is cabaret?
Cabaret is een vorm van amusement/vermaak die vaak bestaat uit een combinatie van komedie, zang, dans, poëzie en theater. 
Ontstaan in Parijs, ongecensureerde informatie voor publiek.
Nederland begon omstreeks 1895 aan cabaret.

Cabaret wordt meestal opgevoerd in theaters op een podium.

Slide 40 - Diapositive

Soorten cabaret

Cabaret kunnen we indelen in verschillende soorten.

Ga op onderzoek uit: welke soorten bestaan er en welke spreekt jou het meest aan? 


Slide 41 - Diapositive

Welk soort cabaret is dit?
Bekijk de fragmenten, herken je welke soort het is?

Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Vidéo

Nonsens cabaret
De cabaretier vertelt onzinnige en absurde verhaaltjes en speelt idiote typetjes.
Voorbeeld: Toon Hermans, Hans Teeuwen, Urbanus, Najib Amhali, Bert Visscher, Andre van Duin, Tineke Schouten.

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Vidéo

Stand-upcomedy
Bestaat meestal uit korte humoristische korte verhalen. Meestal alleen een microfoon en een spotlight.
Voorbeeld: Raoul Heertje, Jörgen Raymann, Jandino Asporaat, Howard Komproe. Ook Ronald Goedemondt begon als stand-up comedian.

Slide 46 - Diapositive

Cabaret opdracht


Volgende week: pitch met fragment dat jullie aanspreekt

In deze les voorbereiding, 
fragment voor volgende week inleveren



Slide 47 - Diapositive

Lesopdracht 5

Werk in een twee- of drietal, kies een fragment van een cabaretier van maximaal 3 minuten dat je aanspreekt. 

Zoek uit welk soort cabaret dit is en bereid een pitch voor: zie opdracht. 

Bespreek jullie idee met je docent deze les en stuur de link en jullie gezamenlijke voorbereiding door via classroom (met namen van groepje)






Slide 48 - Diapositive

Volgende week
- alle fragmenten zijn doorgestuurd
- start van de les presentaties van cabaret
- start onderzoeksopdracht

Slide 49 - Diapositive