Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Tekstverbanden en signaalwoorden
Tekstverbanden en signaalwoorden.
Straks kan ik / weet ik:
A
alle signaalwoorden herkennen
B
welk tekstverband ze aangeven
C
ze zelf ook in een tekst zetten
D
haal ik een vet, cool cijfer voor de toets
1 / 50
suivant
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Cette leçon contient
50 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
2 vidéos
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Tekstverbanden en signaalwoorden.
Straks kan ik / weet ik:
A
alle signaalwoorden herkennen
B
welk tekstverband ze aangeven
C
ze zelf ook in een tekst zetten
D
haal ik een vet, cool cijfer voor de toets
Slide 1 - Quiz
Tekstverbanden en signaalwoorden.
Slide 2 - Diapositive
Welke successen ga je behalen?
- Je weet welke verbanden er zijn.
- Je kunt ze herkennen aan de signaalwoorden.
Slide 3 - Diapositive
Doel: signaalwoorden en verbanden herkennen.
Slide 4 - Diapositive
Wat is een signaalwoord? Geef een korte omschrijving, weet je het nog?
Slide 5 - Question ouverte
Signaalwoord
doordat
:
geeft het '
teken'
dat er een
oorzaak
genoemd wordt
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Redengevend en oorzakelijk?
Oorzakelijk: WAARDOOR gebeurt iets.
(want, daardoor, waardoor, ten gevolge van).
Redengevend: WAAROM iemand iets DOET of VINDT
(omdat, daarom, want, vanwege).
Slide 8 - Diapositive
maken.wikiwijs.nl
Slide 9 - Lien
Log nu in...
Slide 10 - Diapositive
Wat is eigenlijk het nut van signaalwoorden?
A
Je leert goed spellen
B
Je kunt dan sneller lezen
C
Je snapt dan beter hoe een tekst in elkaar zit
D
Dat heb toch helegaar no nut :)
Slide 11 - Quiz
JA, MAAR....... betekent gewoon....
Slide 12 - Diapositive
'Omdat'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 13 - Quiz
'Tevens'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 14 - Quiz
'Tegelijkertijd'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 15 - Quiz
'Daarom'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 16 - Quiz
'Dus'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 17 - Quiz
'Daarom'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 18 - Quiz
'Nu'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 19 - Quiz
'Daarnaast'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 20 - Quiz
'Want'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 21 - Quiz
'Als'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 22 - Quiz
'Ook'
A
Concluderend tekstverband
B
Tijdsvolgorde tekstverband
C
Redengevend tekstverband
D
Opsommend tekstverband
Slide 23 - Quiz
'Maar'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 24 - Quiz
'Zo'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 25 - Quiz
'Indien'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 26 - Quiz
'Waardoor'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 27 - Quiz
'Echter'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 28 - Quiz
'Mits'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 29 - Quiz
'Daarentegen'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 30 - Quiz
'Bijvoorbeeld'
A
Tegenstellend tekstverband
B
Oorzakelijk tekstverband
C
Toelichtend tekstverband
D
Voorwaardelijk tekstverband
Slide 31 - Quiz
'Samengevat'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 32 - Quiz
'Kortom'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 33 - Quiz
'Hoewel'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 34 - Quiz
'Net als'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 35 - Quiz
'Al met al'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 36 - Quiz
'Zodat'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 37 - Quiz
'Ofschoon'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 38 - Quiz
'Evenals'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 39 - Quiz
'Opdat'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 40 - Quiz
'Beter dan'
A
Vergelijkend tekstverband
B
Toegevend tekstverband
C
Doel-middel tekstverband
D
Samenvattend tekstverband
Slide 41 - Quiz
Daardoor hoort bij het tekstverband?
Slide 42 - Question ouverte
www.nt2.nl
Slide 43 - Lien
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan
Slide 44 - Quiz
Als gevolg van de hevige sneeuwval, moesten de mensen sneeuw ruimen.
Wat is hier het signaalwoord?
A
hevige
B
moesten
C
als gevolg van
D
sneeuwval
Slide 45 - Quiz
Als gevolg van, dus, doordat, dat komt door... zijn signaalwoorden die horen bij?
A
vergelijkend verband
B
concluderend verband
C
oorzakelijk verband
D
redengevend verband
Slide 46 - Quiz
Slide 47 - Vidéo
Maak een zin over Elvis. Gebruik in die zin een opsomming met de juiste signaalwoorden.
Slide 48 - Question ouverte
Slide 49 - Diapositive
Klaar! Goed gedaan!
Slide 50 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Tekstverbanden en signaalwoorden deel 1
Mars 2022
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
lezen h2: tekstverbanden en signaalwoorden(1)
Octobre 2021
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
havo 2 tekstverbanden
Novembre 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2vwo - tekstverbanden en signaalwoorden
Octobre 2020
- Leçon avec
16 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Lezen H2
Novembre 2022
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2HV Lezen H2 Tekstverbanden en signaalwoorden
Janvier 2022
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Lezen H2
Mars 2023
- Leçon avec
22 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
2w 7 november
Mars 2024
- Leçon avec
23 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2