grammatica herhaling

grammatica herhaling
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

grammatica herhaling

Slide 1 - Diapositive

Bijv:  De leraar heeft een auto gekocht.
1. Onderstreep alle zelfstandige naamwoorden.
De leraar heeft een auto gekocht.

2. Vervang een zelfstandig naamwoord met het woord hij of hem.


Slide 2 - Diapositive

De leraar heeft een auto gekocht.

De leraar heeft een auto gekocht

2. Vervang een zelfstandig naamwoord met het woord hij of hem.
Hij heeft hem gekocht.

hij is een onderwerp
hem is lijdend voorwerp

Slide 3 - Diapositive

Der Vater sucht das Geld.
  1. Vertalen naar het Nederlands.
  2. De zelfstandige naamwoorden onderstrepen
  3. De onderstreepte woorden vervangen  met hij of hem
     Hij is onderwerp
     Hem is lijdend voorwerp  

Slide 4 - Diapositive

Maak de tabel kompleet
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e naamval
(k)ein- Freund
keine Freunde
4de naamval
(k)eine Freunde

Slide 5 - Diapositive

Maak de tabel kompleet
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e naamval
ihr- Freund
ihre Freunde
4de naamval
ihre Freunde

Slide 6 - Diapositive

Maak de tabel kompleet
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e naamval
der Freund
die Freunde
4de naamval
die Freunde

Slide 7 - Diapositive

Vul de juiste uitgangen in
1. Möchtest du ein_____ Tee (m)?
2. Im Garten steht ein____ Baum (m).
3. Sein___ Schwester (v) hat ein___ Villa (v) gekauft. 
4. Er hat sein___ Handy (o) verloren. 
5. Unser___ Kinder (mv) haben d___ Gläser (mv) kaputt gemacht.
6. D___ Ring (m) schenke ich deiner Mutter.

Slide 8 - Diapositive

Vul de juiste werkwoordsvormen in de verleden tijd in 
1. spielen Er _______________ gestern bis spät in die Nacht.
2. mieten Letztes Jahr _______________ wir ein schönes Auto.
3. retten Siehst du diesen Mann? Er _______________ das Kind.
4. kaufen Warum _______________ du keine Kleidung, als du in Paris warst?
5. atmen Das ist mein Hund. Er _______________ schnell nach der Wanderung.
6. öffnen _______________ du gestern den wichtigen Brief?
7. wohnen Hallo Herr Arntz, wo ____________________ Sie letztes Jahr?
8. lernen Ich _________________ den ganzen Abend für die Englischarbeit.

Slide 9 - Diapositive

Vul vormen van de tegenwoordige tijd of het voltooid deelwoord in.
1. hoffen Ich habe ____________________, dass du mich besuchen wirst.
2. regnen Es hat hier nicht _________________ .
3. dauern Die Theatervorstellung _______________ drei Stunden.
4. surfen _______________ du viel in Internet?
5. antworten Warum __________________ ihr nicht?

Slide 10 - Diapositive