Present Simple vs Present Continuous

Welcome B2B
Good morning!

Zeg even 'hallo' of 'goedemorgen' in de vergaderchat, dan weet ik dat je meedoet. 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welcome B2B
Good morning!

Zeg even 'hallo' of 'goedemorgen' in de vergaderchat, dan weet ik dat je meedoet. 

Slide 1 - Diapositive

lesprogramma
Tegenwoordige tijd

Doel: Je leert het verschil tussen de twee vormen van tegenwoordige tijd in het Engels.

1. We starten met kort herhalen van wat je al weet
2. Je krijgt uitleg over het onderwerp 
3. Je werkt aan opdracht xxx

Slide 2 - Diapositive

Wat ken je al?
- Present Simple

- Present Continuous

Slide 3 - Diapositive

Present Simple
Present Continuous
I clean
you are studying
we listen
she is running
the dog eats
I am working

Slide 4 - Question de remorquage

Wat ken je al?
- Present Simple: SHIT-regel
Bij she/he/it: werkwoord + -s

- Present Continuous: 
vorm van to be + -ing

Slide 5 - Diapositive

SHIT-regel
De onderwerpen 'he', 'she' en 'it' krijgen +s


I eat an apple.
He eats an apple.
She eats an apple.
It eats an apple.

Slide 6 - Diapositive






Iets gebeurt altijd, nooit of regelmatig:

Ik werk elke maandag. 

Ik hou van appels.

Ze heeft iedere zaterdag pianoles.





Iets is nu bezig of aan de gang:

Ik ben aan het werk. 

Ik ben een appel aan het eten.

Ze is piano aan het spelen.
Tegenwoordige tijd
Present Simple
Present Continuous

Slide 7 - Diapositive



Iets gebeurt altijd, nooit of regelmatig:

Ik werk elke maandag. 
I work every Monday.

Ik hou van appels.
I love apples. 

Ze heeft iedere zaterdag pianoles.
She has piano lessons every Saturday.


Iets is nu bezig of aan de gang:

Ik ben aan het werk. 
I am working

Ik ben een appel aan het eten.
I am eating an apple. 

Ze is piano aan het spelen.
She is playing the piano. 
Present Simple
Present Continuous

Slide 8 - Diapositive

Hoe maak je zo'n zin?
"Altijd, nooit, regelmatig": 
I walk my dog every morning.

"Op dit moment": 
I am walking my dog right now. 

Slide 9 - Diapositive

Oefenen: opdracht 5, blz. 96
Quiz:
Op de het volgende scherm zie je de eerste zin van opdracht 5. Onderaan staan twee keuzemogelijkheden. 

Kies op je telefoon (of het andere scherm) het juiste antwoord. 

Slide 10 - Diapositive

A: Fasten your seatbelts! We _____ at Schiphol Airport now.
A
we arrive
B
we're arriving

Slide 11 - Quiz

b: What are you doing, dad? We ____ euros into pounds.
A
we change
B
we are changing

Slide 12 - Quiz

c: He ___ his family when he's abroad. Never!
A
he doesn't contact
B
he isn't contacting

Slide 13 - Quiz

d: We go to France every year, but we often ___ new places.
A
we discover
B
we are discovering

Slide 14 - Quiz

e: I always ___ the cheapest airline tickets when I see them online.
A
grab
B
am grabbing

Slide 15 - Quiz

f: We are in France now! Grandma ___ care of the cats.
A
Grandma takes
B
Grandma is taking

Slide 16 - Quiz

g: I usually ___ on adventurous trips with my dad.
A
I go
B
I are going

Slide 17 - Quiz

h: When we are in London, we always ___ lots of money.
A
we spend
B
we are spending

Slide 18 - Quiz

i: No, mum, I'm not coming inside to do the dishes. I ___ the sun now.
A
I enjoy
B
I'm enjoying

Slide 19 - Quiz

j: My sister ___ to Spain every year for her holidays.

A
my sister goes
B
my sister is going

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive