H 4 voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling

1 / 14
suivant
Slide 1: Vidéo
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Vidéo

Slide 2 - Vidéo

Doel: 
Je kunt het verschil herkennen tussen een voorzetselvoorwerp en een bijwoordelijk bepaling

Slide 3 - Diapositive

inhoud
maak de volgende opdrachten:

opdr. 14
opdr. 15
van extra grammatica blz.178: opdr.5, 7, 8

Slide 4 - Diapositive

1. Wil jij je ontfermen (over de nieuwe brugklassers)?
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quiz

Mijn klasgenoten hebben wel vertrouwen (in hun mentor.)
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Quiz

Straks trakteert mijn lieve moeder (op een waterijsje).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

De rode brandweerauto staat (voor ons huis)
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Quiz

1A heeft altijd erg veel plezier (in het tekenlokaal).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quiz

Het paard bleef stilstaan (voor de hindernis).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quiz

Hij hangt erg (aan zijn moeder).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quiz

Ik reken dat wel uit (op de achterkant van het luciferdoosje).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

De docent Nederlands heeft geen medelijden (met leerlingen die niet leren. )
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz