Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Oefenen voor het SO Klas 2E
Oefenen voor het SO Klas 2E
1 / 43
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Cette leçon contient
43 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Oefenen voor het SO Klas 2E
Slide 1 - Diapositive
Hoofdstuk 1.1 Fictie
Slide 2 - Diapositive
Fictie of non-fictie?
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 3 - Quiz
Fictie of non-fictie?
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 4 - Quiz
Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 5 - Quiz
Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie
Slide 6 - Quiz
Fictie - Wat is fictie?
A
Verzonnen verhalen
B
Biografie
C
Informatieve verhalen
D
Autobiografie
Slide 7 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een spanningsvraag
A
Wat voor kleding trekt de hoofdpersoon aan?
B
Wie achtervolgt de hoofdpersoon?
C
Hoe heet de oom van de hoofdpersoon?
Slide 8 - Quiz
Wat kan de schrijver doen om voor spanning in een verhaal te zorgen?
kies 2 goede antwoorden
A
Het verhaal roept spanningsvragen op
B
Er worden veel uitroeptekens gebruikt
C
Het verhaal speelt zich af in een spannende omgeving
D
Er wordt geschreven vanuit de ik- persoon
Slide 9 - Quiz
Een schrijver kan het hoofstuk eindigen met een cliffhanger om spanning in het verhaal te brengen
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Welke uitspraak over hoofdpersonen klopt? Je weet over de hoofdpersoon...
A
Alles, behalve de gedachten
B
Niets
C
Veel, informatie maar ook gevoelens en gedachten
Slide 11 - Quiz
Hoofdpersonen
A
Alle mensen die voorkomen in een verhaal
B
Belangrijkste personen in het verhaal
C
Alle personen die een naam hebben in het verhaal
Slide 12 - Quiz
Op welke vier manieren leer je het karakter van een personage kennen?
A
kleding, leeftijd, geslacht en naam
B
geboorteplaats, geboortedatum, favoriete kleur en vrienden
C
Favoriete sport, kleur, eten en vakantieland
D
wat hij denkt, voelt, doet en zegt
Slide 13 - Quiz
Een beoordelingswoord is een......
A
een feit
B
een mening
C
een argument
D
een idee
Slide 14 - Quiz
Een beoordelingswoord is ...
A
een feit
B
een argument
C
een mening
D
een idee
Slide 15 - Quiz
H 1.3 Lezen
Slide 16 - Diapositive
Wat is een leesstrategie?
A
Een duur woord voor boekenplank.
B
Een manier om een tekst te lezen
C
Een toets over lezen
D
Geen idee
Slide 17 - Quiz
Leesstrategieën: wat is geen leesstrategie?
A
verkennend lezen
B
zoekend lezen
C
onbewust lezen
D
nauwkeurig lezen
Slide 18 - Quiz
Bij verkennend lezen...
A
...probeer je de tekst te begrijpen en wil je precies weten wat erin staat.
B
...probeer je een eerste indruk van de tekst te krijgen.
C
...probeer je de tekst uit je hoofd te leren.
D
...probeer je in de tekst te vinden wat je zoekt.
Slide 19 - Quiz
Bij nauwkeurig lezen ...
A
probeer je in de tekst te vinden wat je zoekt.
B
probeer je een eerste indruk van de tekst te krijgen.
C
probeer je de tekst uit je hoofd te leren.
D
probeer je de tekst te begrijpen en wil je precies weten wat er in staat.
Slide 20 - Quiz
Bij nauwkeurig lezen
A
lees je de hele tekst zin voor zin
B
bekijk je alleen de plaatjes
C
zoek je alleen naar antwoord op de vragen
D
lees je alleen de titel en deeltitels
Slide 21 - Quiz
Wat is het onderwerp van een tekst?
Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 22 - Quiz
Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
Slide 23 - Quiz
Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst.
B
Het onderwerp van een alinea.
C
Aspecten van het onderwerp.
Slide 24 - Quiz
Wat is een deelonderwerp?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
waar de hele tekst over gaat
C
de boodschap die de schrijver heeft met zijn tekst
D
het onderwerp van één of meerdere alinea's
Slide 25 - Quiz
Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven
Slide 26 - Quiz
Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijdsvolgorde'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan
Slide 27 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
Zoals
B
Ten slotte
C
Hoewel
D
Denk aan
Slide 28 - Quiz
Welk signaalwoord is een signaalwoord voor een tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan
Slide 29 - Quiz
signaalwoord opsomming
A
ten tweede
B
omdat
Slide 30 - Quiz
Wat doet het signaalwoord
'opsomming' ?
A
Verschillende dingen die bij elkaar horen
B
Een tegenstelling geven
C
volgorde aangeven
D
tegenovergestelde aan geven
Slide 31 - Quiz
Hoofdstuk 1.5 woorden
Slide 32 - Diapositive
Wat is de betekenis van het woord 'registreren'?
A
A. Vastleggen of onthouden.
B
C. Het verbergen van gegevens.
C
D. Het delen van persoonlijke data.
D
B. Het verwijderen van informatie.
Slide 33 - Quiz
Wat betekent het woord 'interactief'?
A
Het betekent statisch
B
Het betekent passief
C
Het betekent op elkaar kunnen reageren
D
Het betekent visueel
Slide 34 - Quiz
Wat is de betekenis van het woord 'afgeleid'?
A
Begrijpelijk
B
Snel
C
De aandacht op iets anders gericht
D
Verdrietig
Slide 35 - Quiz
Wat betekent virtueel?
A
Wat alleen digitaal bestaat
B
Fysiek aanwezig, tastbaar
C
Niet bestaand, slechts een idee
D
Digitaal aanwezig, maar echt
Slide 36 - Quiz
Wat is een voorvoegsel?
A
Een woord voor een ander woord
B
Een klein stukje voor het woord bijv. on of her
C
Iets wat achter een woord staat
Slide 37 - Quiz
Een voorbeeld van een voorvoegsel is:
A
baarmoeder
B
rijkdom
C
ongevaarlijk
D
spier
Slide 38 - Quiz
Wat is de betekenis van het voorvoegsel her-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
niet
Slide 39 - Quiz
Wat betekent het voorvoegsel 'on-'
A
tegen
B
weer
C
slecht
D
niet
Slide 40 - Quiz
Wat is een woord met een voorvoegsel?
A
hergebruiken
B
smakeloos
Slide 41 - Quiz
Wat is het woord met een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand
Slide 42 - Quiz
Ik ben klaar voor het SO volgende week
Ja helemaal
Bijna, ik moet nog een klein beetje oefenen
Nee, ik moet nog flink oefenen
Slide 43 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
Oefenen voor het SO klas 2A&B H1.1, 1.3, 1.5
Septembre 2024
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Kort verhaal: begin, midden, eind
Janvier 2021
- Leçon avec
13 diapositives
par
Van Gogh Museum
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Van Gogh Museum
Oefenen voor het SO Klas 1D H1.1, H1.3, H1.5
Septembre 2024
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g
Leerjaar 1
Fictie les 6
Septembre 2021
- Leçon avec
13 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Fictie les 2 22-23
Février 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Fictie les 5
Septembre 2021
- Leçon avec
12 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Woorden 1.3 - 2kgt
Septembre 2018
- Leçon avec
19 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 2
Meer dan lezen par 2 en 3
Septembre 2023
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2