NG Thema 5 Voortplanting en seksualiteit

NG Thema 5 Voortplanting en seksualiteit
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

NG Thema 5 Voortplanting en seksualiteit

Slide 1 - Diapositive

Waar vullen zwellichamen zich mee?
A
Bloed
B
Vocht

Slide 2 - Quiz

Wat is het mannelijke geslachtscel
A
Spermacel
B
Eicel

Slide 3 - Quiz

Rondere lichaamsvorm en borsten
A
Zijn primaire geslachtskenmerken
B
Zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 4 - Quiz

Welk onderdeel is aangegeven met nummer 5?
A
Zwellichaam
B
Penis
C
Zaadblaasje
D
Urinebuis

Slide 5 - Quiz

Welk onderdeel is aangegeven met nummer 1?
A
Prostaat
B
Zaadleider
C
Urinebuis
D
Teelbal

Slide 6 - Quiz

Welk onderdeel is aangegeven met nummer 8?
A
Prostaat
B
Zaadleider
C
Balzak
D
Teelbal

Slide 7 - Quiz

De zaadblaasjes en prostaat maken...
A
Vocht
B
Urine
C
Zaadcellen
D
Eicellen

Slide 8 - Quiz

Waar worden de zaadcellen bij de man gevormd?
A
In de penis
B
In de prostaat
C
In de teelballen
D
In de zaadblaasjes

Slide 9 - Quiz

De temperatuur in de balzak is ....................dan in de buikholte. Dit is gunstig voor de ontwikkeling van spermacellen.
A
Hoger
B
Lager
C
Zelfde

Slide 10 - Quiz

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 2?
A
Eierstok
B
Urineblaas
C
Zaadleider
D
Eileider

Slide 11 - Quiz

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 3?
A
Eierstok
B
Urineblaas
C
Zaadleider
D
Eileider

Slide 12 - Quiz

Welk onderdeel wordt aangegeven met nummer 5?
A
Vagina
B
Eierstok
C
Eileider
D
Urineblaas

Slide 13 - Quiz

Waarin liggen de eicellen?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Eileider
D
Vagina

Slide 14 - Quiz

Teelbal
Zaadleider
Bijbal
Blaas
Zwellichaam
Prostaat
Urinebuis

Slide 15 - Question de remorquage

Geslachtskenmerken die al bij geboorte aanwezig zijn..
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 16 - Quiz

Geslachtskenmerken die in de puberteit ontstaan zijn...
A
primaire geslachtskenmerken
B
secundaire geslachtskenmerken

Slide 17 - Quiz

Wat zijn primaire geslachtskenmerken van de vrouw?
A
Borsten en vagina
B
Vagina en schaamlippen
C
Bredere heupen en borsten
D
Ronde lichaamsvormen en vagina

Slide 18 - Quiz

Penis en balzak
A
zijn primaire geslachtskenmerken
B
zijn secundaire geslachtskenmerken

Slide 19 - Quiz

Hoe noemen we nummer 3?
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok

Slide 20 - Quiz

Rond welke dag vindt de ovulatie plaats tijdens de menstruatiecyclus?
A
0
B
4
C
14
D
28

Slide 21 - Quiz

Wat is de functie van de bijballen?
A
Het tijdelijk opslaan van zaadcellen
B
Het maken van zaadcellen

Slide 22 - Quiz

Een ander woord voor de zaadlozing
A
Ejaculatie
B
Erectie

Slide 23 - Quiz

wat is de functie van de eierstokken?
A
daar vindt bevruchting plaats
B
daar vindt productie en rijping van de eicellen plaats
C
deze vervoert de eicellen naar de baarmoeder
D
hierin ontwikkelt zich de bevruchte eicel

Slide 24 - Quiz

eierstokken
De eileider
de baarmoeder
maagdenvlies
clitoris
Hier worden de eicellen gemaakt
Vervoert rijpe eicel richting baarmoeder
Hierin groeit het ongeboren kindje
randje slijmvlies aan begin van vagina
Gevoelig voor seksuele prikkels

Slide 25 - Question de remorquage

Waar worden
de zaadcellen gemaakt?
A
in de prostaat
B
in de bijballen
C
in het zaadblaasje
D
in de zaadballen

Slide 26 - Quiz

Hoe noemen we nummer 1?
A
eileider
B
vagina
C
baarmoeder
D
eierstok

Slide 27 - Quiz

Duurt de menstruatiecyclus ongeveer 28 dagen?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

Een ander woord voor de EISPRONG
A
Ovulatie
B
Menstruatie

Slide 29 - Quiz

Kijk naar het plaatje.
Wat gebeurt er op dag 14 in deze menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 30 - Quiz

De weg van zaadcellen
zaadblaasjes
sperma
zaadleiders
urinebuis
prostaat

Slide 31 - Question de remorquage

opslag en rijpen eicellen
plaats waar baby in groeit en ontwikkelt
opslag urine
vervoeren eicellen naar baarmoeder
soort tunnel naar baarmoeder
vervoeren urine naar buiten het lichaam
binnenste en buitenste.
binnenste produceren slijm om de vagina opening glad te maken.

gevoeligste deel wat voor genot kan zorgen
baarmoeder
vagina
eierstok
eileider
urineblaas
schaamlip
clitoris
urinebuis

Slide 32 - Question de remorquage

Kern van de zaadcel smelt samen met de kern van de eicel
Klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies
Eicel komt vrij uit de eierstok in de eileider
ovulatie
bevruchting
innesteling

Slide 33 - Question de remorquage

Wat vindt waar plaats?
vagina
baarmoederslijmvlies
eileider
innesteling
zaadlozing
bevruchting

Slide 34 - Question de remorquage

Alle voorbehoedmiddelen beschermen tegen een soa.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Een SOA gaat meestal vanzelf weer over
A
Goed
B
Fout

Slide 36 - Quiz

Hoe kan je een SOA krijgen?
A
Via seksueel contact
B
van zoenen
C
Door uit hetzelfde glas te drinken als iemand met een Soa
D
Via de wcbril

Slide 37 - Quiz

Welk voorbehoedsmiddel beschermt het beste tegen SOA
A
Pessarium
B
De pil
C
Condoom

Slide 38 - Quiz

Welke SOA komt het meest voor in Nederland?
A
platjes (schaamluis)
B
hiv / aids
C
genitale wratten
D
Chlamydia

Slide 39 - Quiz