Les 3 Sterke werkwoorden

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Sterke werkwoorden

Zwakke werkwoorden

Uitlegfilmpje sterke werkwoorden

Sterk ww - verleden tijd:

De klank verandert.

Je moet deze woorden uit je hoofd leren. (geen regel)

Voorbeeld: Ik sla - ik sloeg

Voorbeeld: wij slaan - wij sloegen

Voorbeeld: hij schrijft - hij schreef

Voorbeeld: jullie schrijven -  jullie schreven

het meisje eet de pizza

het meisje at de pizza

nu

toen

Theo en Sasha .......naar school (lopen vt)

1. loopten
2. liepen
3. loopt
4. liep

Razzia......een boek (kopen vt)

1. koopte
2. kocht
3. koopde

Schrijf in de verleden tijd:
Ik koop.

Sterke werkwoorden

Zwakke werkwoorden

wij denken - wij dachten

De hond kwispelt - de hond kwispelde

Bram lacht - Bram lachtte

zij zwemt - zij zwom

de klas werkt - de klas werkte

hij mist - hij mistte

Schrijf in verleden tijd
zwemmen

Zet in de verleden tijd
hij geeft

Zet in de verleden tijd
wij komen

Wat is goed?

1. hij kwam
2. hij kwamt
3. hij komde
4. hij kwamde

Zet in de verleden tijd
De man ......

Zet in de verleden tijd
de man duikt

Wat is de verleden tijd van blinken?

1. blinkten
2. blonken
3. blinkden

Zinken is een sterk werkwoord

1. waar
2. niet waar

De verleden tijd van glimmen is

1. glimden
2. glimten
3. glammen
4. glommen