SE401_Voorbereiding les 2

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive


A
5-2-1-3-4
B
1-2-3-4-5
C
2-1-3-4-5
D
2-1-3-5-4

Slide 2 - Quiz


A
4-2-1-3
B
4-3-2-1
C
2-4-1-3
D
4-2-3-1

Slide 3 - Quiz

Hoeveel chromatiden (DNA-strengen) zijn hier aanwezig?
A
1
B
2

Slide 4 - Quiz

In welk orgaan vindt meiose plaats?
A
Bijbal
B
Prostaat
C
Teelbal
D
Zaadblaasjes

Slide 5 - Quiz

In welk orgaan vindt meiose plaats?
A
Eileider
B
Eierstok
C
Baarmoeder
D
Hypofyse

Slide 6 - Quiz

In welk onderdeel vindt meiose plaats?
A
6
B
7
C
10

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Welk type cel is diploïd?
A
Eicel
B
Zaadcel
C
Zygote

Slide 9 - Quiz

In welk orgaan kunnen haploïde cellen voorkomen?
A
Prostaat
B
Urineleider
C
Zaadleider

Slide 10 - Quiz

Welk type cel is haploïd?
A
Stuifmeelkorrel
B
Cel in een kelkblad
C
Cel in een kroonblad
D
Cel in een helmdraad van een meeldraad

Slide 11 - Quiz

Op welke plaats vindt er een piek plaats in de LH-productie door de hypofyse?
A
Letter P
B
Letter Q
C
Letter R

Slide 12 - Quiz

In welk orgaan vindt reductiedeling plaats? In welk orgaan vindt bevruchting plaats?
A
Reductiedeling in eierstok; bevruchting in baarmoeder
B
Reductiedeling in eierstok; bevruchting in eileider
C
Reductiedeling in eileider; bevruchting in eileider

Slide 13 - Quiz

Bij welke cijfers wordt er een hormoon geproduceerd dat invloed heeft op het baarmoederslijmvlies?
A
Alleen bij 1, 4, 5
B
Alleen bij 2, 3
C
Bij 1, 2, 3, 5

Slide 14 - Quiz

Op welke plaatsen vindt er remming plaats?
A
3, 5, 7
B
2, 6, 7
C
3, 5, 8, 9

Slide 15 - Quiz

Waar vindt dit plaats?
A
Eierstok
B
Eileider
C
Baarmoeder

Slide 16 - Quiz

Welk type cel is haploïd?
A
Stuifmeelkorrel
B
Cel in een kelkblad
C
Cel in een kroonblad
D
Cel in een helmdraad van een meeldraad

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Welk orgaan produceert hormonen die schaamhaargroei stimuleren?
A
Hypofyse
B
Schildklier
C
Teelballen
D
Hypothalamus

Slide 19 - Quiz

Welk orgaan stimuleert de sertolicellen tot het maken van zaadcellen?
A
FSH
B
LH
C
HCG

Slide 20 - Quiz

Hebben hormonen uit de hypofyse invloed op de weefsels zoals weergegeven in de bron? En hormonen uit de testis zelf?

A
alleen hormonen uit de hypofyse
B
alleen hormonen uit de testis
C
hormonen uit de hypofyse en testis

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Welk hormoon stimuleert de ovulatie?
A
FSH
B
LH
C
HCG

Slide 24 - Quiz

Welk hormoon stimuleert de groei/instandhouding van het baarmoederslijmvlies?
A
Alleen oestrogeen
B
Alleen progesteron
C
Zowel oestrogeen als progesteron
D
Geen van beide

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Waar vinden klievingsdelingen plaats?
A
In de eierstok
B
In de eileider
C
In de baarmoeder

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

Geef een omschrijving van 'ontsluiting'

Slide 29 - Question ouverte

Geef een omschrijving van 'nageboorte'

Slide 30 - Question ouverte

Een man is gesteriliseerd. Maakt deze man nog zaadcellen aan? En testosteron?
A
Alleen nog zaadcellen
B
Alleen nog testosteron
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 31 - Quiz

Welk hormoon wordt aangetoond bij een zwangerschapstest?
A
HCG
B
Oestrogeen
C
Progesteron

Slide 32 - Quiz

Door bacterie
Door virus
Chlamydia
Herpes genitalis
Gonorroe
Hepatitis B
HIV (AIDS)
Syfilis

Slide 33 - Question de remorquage

SOA's die bestreden kunnen worden met antibiotica

Chlamydia
Herpes genitalis
Gonorroe
Hepatitis B
HIV (AIDS)
Syfilis

Slide 34 - Question de remorquage