oefentoets bloedcellen

Waaruit bestaat bloed?
A
Bloedplasma, rode bloedcellen, bloedplaatjes, water
B
Bloedplasma, rode bloedcellen, pindakaas
C
witte bloedcellen, rode bloedcellen,
D
Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes
1 / 30
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Waaruit bestaat bloed?
A
Bloedplasma, rode bloedcellen, bloedplaatjes, water
B
Bloedplasma, rode bloedcellen, pindakaas
C
witte bloedcellen, rode bloedcellen,
D
Bloedplasma, rode bloedcellen, witte bloedcellen, bloedplaatjes

Slide 1 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 2 - Quiz

Waaruit bestaat bloedplasma voornamelijk?
A
Eiwitten
B
Water
C
Opgeloste stoffen
D
Zuurstof

Slide 3 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 4 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 5 - Quiz

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 6 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 7 - Quiz

Etter of pus bestaat uit..
A
dode ziekteverwekkers
B
dode witte bloedcellen
C
zowel dode ziekteverwekkers als dode bloedcellen

Slide 8 - Quiz

wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat

Slide 9 - Quiz

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed wordt alcohol vervoer?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 10 - Quiz

Welke bloeddeeltjes maken antistoffen?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes

Slide 11 - Quiz

Wat is Pus of etter?
A
Dode rode bloedcellen en ziekteverwekkers
B
Dode witte bloedcellen en dode rode bloedcellen
C
Dode witte bloedcellen en ziekteverwekkers
D
weefselvloeistof en lymfe

Slide 12 - Quiz

In welke bestanddelen van het bloed komen celkernen voor?
A
Alleen in rode bloedcellen
B
Alleen in witte bloedcellen
C
In rode bloedcellen en bloedplaatjes
D
In rode en witte bloedcellen

Slide 13 - Quiz

Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen

Slide 14 - Quiz

Heb je meer Rode bloedcellen, of meer Witte bloedcellen?
A
Meer rode
B
Meer witte

Slide 15 - Quiz

Bloed bestaat voor het grootste gedeelte uit...
A
Rode Bloedcellen
B
Water
C
Witte Bloedcellen
D
Plasma-eiwitten

Slide 16 - Quiz

Welk deel van het bloed vervoert zuurstof
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 17 - Quiz

Witte bloedcellen kunnen zich door de wand van een bloedvat bewegen. Rode bloedcellen kunnen dit niet. Waarom kunnen witte bloedcellen dit wel?
A
Witte bloedcellen zijn kleiner
B
Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm
C
Witte bloedcellen hebben geen celkern
D
Witte bloedcellen zorgen voor stolling

Slide 18 - Quiz

Trombose is het afsluiten van een bloedvat door bloedstolsels.
Uit welke bestanddelen van het bloed zijn stoffen betrokken bij het ontstaan van trombose?
A
bloedplaatjes en bloedplasma
B
bloedplaatjes en witte bloedcellen
C
bloedplasma en rode bloedcellen
D
rode bloedcellen en witte bloedcellen

Slide 19 - Quiz

Welke bloedbestanddelen worden gevormd in het rode beenmerg?
A
alleen rode en witte bloedcellen
B
alleen rode bloedcellen en bloedplaatjes
C
alleen witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
zowel rode als witte bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 20 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 21 - Quiz

welke bestanddelen uit bloedplasma heeft een patiënt nodig met een ernstige infectie?
A
rode bloedcellen
B
bloedplaatjes
C
witte bloedcellen
D
antistoffen

Slide 22 - Quiz

Sommige soorten slangengif kunnen stolling van het bloed in de bloedvaten tot gevolg hebben.

Welke bloeddeeltjes spelen de belangrijkste rol bij de bloedstolling?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 23 - Quiz


Een mogelijke oorzaak van bloedarmoede is ijzertekort.

In welk gedeelte van het bloed is dit terug te vinden.
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes
D
Het bloedplasma

Slide 24 - Quiz

Je voelt je vaak moe en duizelig. Bloedonderzoek heeft aangetoond dat je last hebt van bloedarmoede. Wat is bloedarmoede?
A
Een tekort aan witte bloedcellen
B
Een tekort aan bloedplasma
C
Een tekort aan rode bloedcellen
D
Een tekort aan hemoglobine

Slide 25 - Quiz


Wat is trombose?
A
een tekort aan bloedplaatjes
B
een tekort aan witte bloedcellen
C
een stolsel buiten het bloedvat
D
een stolsel binnen het bloedvat

Slide 26 - Quiz

wat is fagocyteren
A
opvreten van ziektekiemen door witte bloedcellen
B
de specifieke afweer van T cellen
C
de specifieke afweer van B cellen
D
verhoogde bloedingsneiging

Slide 27 - Quiz

Het gehalte aan cholesterol in het bloed kan een rol spelen bij het ontstaan van vernauwing in bloedvaten. Cholesterol is een bepaald type vet. Cholesteroldeeltjes kunnen in de wand van bloedvaten terechtkomen. Bepaalde bloeddeeltjes nemen dit cholesterol in zich op, net zoals ze ziekteverwekkers onschadelijk maken.

Hoe heten deze bloeddeeltjes?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
hemoglobine

Slide 28 - Quiz

Wat is niet waar?

A
etter bestaat uit dode witte bloedcellen en dode ziekteverwekkers
B
elke witte bloedcel kan door de wand van een bloedvat
C
bepaalde witte bloedcellen kunnen bijv. bacteriën insluiten
D
een witte bloedcel zonder vaste vorm kan door de wand van een bloedvat

Slide 29 - Quiz

Wat is de goede volgorde?

1. De ziekteverwekker is met antistoffen bedekt en onschadelijk
2. Ziekteverwekker dringt het lichaam binnen.
3. Antistof hecht aan de lichaamsvreemde stof
4. Witte bloedcellen maken antistoffen
A
4 - 3 - 2 - 1
B
1 - 2 - 3 - 4
C
2 - 4 - 3 - 1
D
3 - 4 - 2 - 1

Slide 30 - Quiz