Paragraaf 3.3

Welkom HA11
Doe je telefoon in het hotel, ga zitten, pak je laptop en ga naar LessonUp. Zorg er ook voor dat je spullen op tafel liggen.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom HA11
Doe je telefoon in het hotel, ga zitten, pak je laptop en ga naar LessonUp. Zorg er ook voor dat je spullen op tafel liggen.

Slide 1 - Diapositive

Planning
Planning volgende week bespreken.

Opgave bespreken

Uitleg woordformules

Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Planning volgende week
Maandag herhalen procenten
Woensdag herhalen procenten
Donderdag SO procent rekenen.

Slide 3 - Diapositive

Opgave 27 en 28

Slide 4 - Diapositive

Opgave 29 en 30
Opgave 29 en 30

Slide 5 - Diapositive

Woordformules.
Leerdoel:
je kan rekenen met woordformules. 

Slide 6 - Diapositive

woordformules

Slide 7 - Carte mentale

Woordformule
  • Formule met woorden.
  • Hiermee kunnen we rekenen.
  • Voorbeeld:
  •  Bedrag dat betaald moet worden.
  •  Lengte van een kaars berekenen.  
  •  Totale opbrengst 

Slide 8 - Diapositive

Woordformule
Als je gaat bowlen moet je betalen voor de baanhuur bijvoorbeeld 22 euro. Een drankje kost 2,50. Met deze gegevens kan je een woordformule maken. 

Slide 9 - Diapositive

Woordformule
Als je gaat bowlen moet je betalen voor de baanhuur bijvoorbeeld 22 euro. Een drankje kost 2,50. Met deze gegevens kan je een woordformule maken. 
Deze is dan als volgt:
bedrag= baanhuur + 2,50 x aantal drankjes

Slide 10 - Diapositive

Woordformule
Als je gaat bowlen moet je betalen voor de baanhuur bijvoorbeeld 22 euro. Een drankje kost 2,50. Met deze gegevens kan je een woordformule maken. 
Deze is dan als volgt:
bedrag= 22 + 2,50 x aantal drankjes

Slide 11 - Diapositive

Rekenen met woordformule.
bedrag= 22 + 2,50 x aantal drankjes
Wat moet je betalen als je:
4 drankjes hebt gedronken.
10 drankjes hebt gedronken.
7 drankjes hebt gedronken. 

Slide 12 - Diapositive

De woordformule is...
A
bdrag=15aantal attracties+2,5
B
bedrag=2,5aantal attracties+15

Slide 13 - Quiz

Woordformule:

Hoeveel verdien je bij 10 kg?

verdienste in euros=5,5+0,75aantal kg
A
7,50 euro
B
5,50 euro
C
13,00 euro
D
2 euro

Slide 14 - Quiz

Aan de slag
 Maak de volgende opgaven:
 33 t/m 37 
blz. 116 t/m 118
Werken in stilte
Zachtjes overleggen
Overleggen

Slide 15 - Diapositive