Herhaling Ecologie

Ecologie - Herhaling
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, havoLeerjaar 4

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ecologie - Herhaling

Slide 1 - Diapositive

Voedselketen
Voedselweb

Slide 2 - Diapositive

Piramiden van aantallen
Hoe groot is het aantal individuen in een schakel.


Meestal komen er minder individuen voor in een schakel dan in de schakel ervoor.


Slide 3 - Diapositive

Piramiden van Biomassa
Een piramide van biomassa heeft altijd de vorm van een piramide

Slide 4 - Diapositive

Fotosynthese
Bladgroenkorrels --> fotosynthese

Nodig voor fotosynthese:
  1. Koolstofdioxide
  2. Water
  3. Zonlicht
Producten van fotosynthese:
  1. Glucose (suiker)
  2. Zuurstof

Slide 5 - Diapositive

Verbranding bij organismen
Ieder levend wezen doet altijd aan verbranding!
Verbranding is niet altijd even hoog; als je beweegt verbrand je meer/sneller
Elke cel doet aan verbranding

Slide 6 - Diapositive

Koolstofkringloop

Slide 7 - Diapositive

koolstofkringloop
fotosynthese

Slide 8 - Diapositive

koolstofkringloop

Slide 9 - Diapositive

koolstofkringloop

Slide 10 - Diapositive

koolstofkringloop

Slide 11 - Diapositive

koolstofkringloop
1
2
2
2
3
3
4
5
6
7
8

Slide 12 - Diapositive

Optimumkromme

Schommelingen in de natuur.
Abiotische factoren kunnen veranderen, heel warm of heel koud. 

De overlevingskans kun je per soortbepalen via een optimumkromme. In welke factoren kan de soort het beste overleven.


Slide 13 - Diapositive

Plant in droog milieu:


  • Weinig huidmondjes
  • Dikke waslaag
  • Klein bladoppervlak

Plant in vochtig milieu:


  • Veel huidmondjes
  • Dunne bladeren
  • Grote bladeren

Slide 14 - Diapositive

Hoe raakt de woestijnvos zijn warmte kwijt?
A
doordat hij wit is
B
doordat hij hele grote oren heeft
C
door hard te rennen

Slide 15 - Quiz

Bij welke dieren is vaker sprake van een gestroomlijnd lichaam
A
Landdieren
B
Waterdieren
C
Vliegende dieren
D
Bij alle soorten evenveel

Slide 16 - Quiz

Water is een voorbeeld van een
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 17 - Quiz

Takjes om een nestje te bouwen zijn een
A
biotische factor
B
abiotische factor

Slide 18 - Quiz

Merels en mussen die leven in het zelfde bos behoren tot dezelfde populatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Invloeden van het milieu
levende factoren
levenloze factoren

Slide 20 - Diapositive

Vossen en konijnen die in het zelfde bos leven vormen samen een leefgemeenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 23 - Quiz

Hoe noemen we een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied, die zich onderling voortplanten

Slide 24 - Question ouverte

Tot welk niveau horen boomalgen die op een boom zitten?
A
Populatie
B
Ecosysteem
C
Orgaan
D
Organisme

Slide 25 - Quiz

Waarmee begint elke voedselketen?

Slide 26 - Question ouverte

voedselketen 
schakel = deel van een voedselketen.

De eerste schakel van een voedselketen is altijd een plant.
De tweede schakel is altijd een planteneter. 
De derde schakel is altijd een vleeseter 

Slide 27 - Diapositive

  • Producenten = planten

  • consumenten = dieren

  • reducenten = bacterien en schimmels

Slide 28 - Diapositive

Kringloop
De producenten, consumenten, afvaleters en reducenten vormen een kringloop


Slide 29 - Diapositive

Voedselweb/voedselnet

Slide 30 - Diapositive

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 31 - Quiz

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 32 - Quiz

Producent, Consument of Reducent?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Vidéo

Welke voedselketen is goed genoteerd?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 35 - Quiz

Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
producenten
B
consumenten
C
reduceren

Slide 36 - Quiz

Aanpassingen van dieren



Dieren hebben zich in de loop van tijd aangepast aan hun omgeving zodat ze de grootste overlevingskans hebben


voorbeelden...



Slide 37 - Diapositive

Waterdieren
-Kieuwen en vinnen
-Gestroomlijnd

Slide 38 - Diapositive

Landdieren
-Stevige botten
-Poten (zoolgangers, topgangers, teengangers)

Slide 39 - Diapositive

Vogels
-Poten
-Snavels
-Veren

Slide 40 - Diapositive

Een voorbeeld van een topganger is...
A
Een kat
B
Een beer
C
Een paard
D
Een mens

Slide 41 - Quiz

Deze poten zijn van een....
A
steltloper
B
loopvogel
C
roofvogel
D
watervogel

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Diapositive

Aanpassingen bij planten
Droge omgeving/ Vochtige omgeving
-Waslaagje
-Huidmondjes
-Formaat bladeren

Licht
-Zonplanten en schaduwplanten
-Klimplanten
 


Slide 44 - Diapositive

aanpassingen van planten om beter te overleven
Temperatuur
Water
Licht

Slide 45 - Diapositive

Waarom bloeien sommige schaduwplanten in het voorjaar?
A
omdat het dan lekker warm is
B
Omdat de bomen nog niet vol blaadjes zitten waardoor er nog genoeg zon is
C
Iedere plant bloeit in het voorjaar

Slide 46 - Quiz

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 47 - Quiz

Welke aanpassing hebben bloemen niet als functie om de kans op bestuiving te vergroten
A
Grote bloemen
B
Gekleurde bloembladeren
C
Geur
D
Groene kroonbladeren

Slide 48 - Quiz

Einde presentatie!

Slide 49 - Diapositive

Uilenballen practicum!

Slide 50 - Diapositive

Wat kan je vinden?

Slide 51 - Diapositive

Maak een voedselketen




In de uilenbal zitten schedels, met tandjes.
Kies een aantal botjes uit waarmee je een voedselketen kunt maken, let op: je begint altijd bij een plant...

Slide 52 - Diapositive