Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Did she go to school yesterday? - Yes, she did.- No, she did not
Are Tim and Pim friends?- Yes, they are- No, they are not
1. Je begint met yes/no
2. herhaal het voornaamwoord ( I, you ,he ,she ,it , you , we, they).3. herhaal het eerste werkwoord uit de vraag.
bij no gebruik je not / 'n t !
(not aan het einde)
als er in een vraag 'you' staar gebruik je 'I' of 'we' in je antwoord
Are you going to France?
- Yes, I am/we are.
- No, I am not/ we aren't.
je antwoord met I als de vraag aan jou gericht is
je antwoord met we als de vraag aan jullie gericht is