1TA 3/3 Thema D introductie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

Hoe zit een thema in elkaar?

§1 Introductie

§2 Fictie

HELDEN

THEMA D

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag

IN DEZE LES:

Thema D - Helden

1. Introductie: thema D.

2. Uitleg: fictie.

3. Opdrachten fictie.

4. Antwoorden bespreken.

5. Leesboek.

6. Afsluiten

• Je weet hoe een thema in elkaar zit.
• Je kunt een eigen definitie geven aan het begrip 'helden'.
• Je kunt verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid.

Lesdoelen

In een thema komen meerdere onderdelen van Nederlands samen. We ronden een thema niet af met een toets, maar met een product (paragraaf 8).

THEMA D  

HELDEN

We gaan verder op blz. 180-181

Een held, wat is dat eigenlijk? 

Is dat iemand met superkrachten die de wereld probeert te redden? Of kunnen gewone mensen ook heldendaden verrichten? Wie is jouw held? En waarom? In dit thema lees en bekijk je interviews met helden en leer je zelf interviewen. Uiteindelijk interview je jouw held en werk je dat gesprek uit tot een artikel.

00:41

Wat heeft Joseph Campbell gemaakt?

01:05

Wat betekent 'status quo'?
Zoek het op!

02:50

Wat hebben de meeste 'heldenverhalen' met elkaar gemeen?

Wanneer ben je een held, volgens jou?

Wie is jouw allergrootste held?
Leg kort uit waarom.

Held?

Held?

Kenmerken van helden

- Krijgshaftig (dapper, strijdlustig)
en slim

- Hebben (vaak) superkrachten of talenten

- Voorbeeld voor anderen

- Uitvergrote versies van onszelf

- Hebben kracht, moed en  doorzettingsvermogen.

§2 - Fictie (blz.  178-182)

info

info

Aan het werk

Wat?	Thema D §2 Fictie (blz. 178-182). Opdracht 1 t/m 4.
Hoe?	Keuze: zelfstandig of in tweetallen. Denk wel om het geluidsniveau!
Hulp	De 4 B's en het oogje.
Tijd	Timer.
Klaar?	Een leesboek uitzoeken via de website van de mediatheek met als thema Helden.

Extra

website

• Je weet hoe een thema in elkaar zit.
• Je kunt een eigen definitie geven aan het begrip 'helden'.
• Je kunt verbanden leggen tussen fictie en werkelijkheid.

Lesdoelen

'Ik weet hoe een thema in elkaar zit.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

010

'Ik kan kenmerken van helden in een verhaal benoemen.'
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel

010

Welke 'held' zou jij wel eens willen interviewen?