les 1 *** knipwerkwoorden (wie + doet + wie + doet)

Zien is Snappen
Les 1
***
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2BasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Zien is Snappen
Les 1
***

Slide 1 - Diapositive

doel
ik kan zinnen maken met knipwerkwoorden
wie + doet + wie + doet

Slide 2 - Diapositive

Weet je nog?
wie
doet
wat
waar
wanneer

Slide 3 - Diapositive

DOET
een doe-woord (werkwoord)
een woord dat vertelt wat je doet
een woord dat je kan veranderen

ik  werk
hij werkt
wij werken

Slide 4 - Diapositive

doe woorden

Slide 5 - Carte mentale

knipwerkwoord
een doe-woord (werkwoord)
dat je in 2 stukken kan knippen

heet een knipwerkwoord (knipwoord)
uitknippen
uit                 knippen
ophalen
op                      halen
weggooien
weg                   gooien

Slide 6 - Diapositive

knipwerkwoorden

Slide 7 - Carte mentale

knipwerkwoord in een zin
de jongen
uitzwaaien
het meisje

Slide 8 - Diapositive

de jongen
uitzwaaien
het meisje
wie-woord
wie-woord
knipwerkwoord

Slide 9 - Question de remorquage

knipwerkwoord in een zin
de jongen
uitzwaaien
het meisje
uitknippen is het knipwoord
maar een knipwoord moet je knippen.

Slide 10 - Diapositive

wat is goed?
zw
aaiuit
zwaai
uit
uit
zwaaien

Slide 11 - Diapositive

knipwerkwoord in een zin
de jongen
uitzwaaien
het meisje
zwaaien
uit
! let op !
uit
zwaaien

Slide 12 - Diapositive

knippen
gaan
plakken
ritsen
maken
trekken
uit
op
aan
open
dicht
weg

Slide 13 - Question de remorquage

knipwerkwoord in een zin
de jongen
het meisje
zwaai
uit
de jongen
zwaait
het meisje
uit

Slide 14 - Diapositive


de opa meenemen
de zoon
A
de opa meeneemt de zoon
B
de opa neemt mee de zoon
C
de opa neemt de zoon mee
D
de mee de zoon neemt

Slide 15 - Quiz


de moeder opruimen
met het meisje
A
de moeder opruimt met het meisje
B
de moeder ruimt op met het meisje
C
de moeder opruimen met het meisje
D
de moeder ruimt met het meisje op

Slide 16 - Quiz


de kinderen overgooien
met elkaar
A
de kinderen overgooit met elkaar
B
de kinderen gooien met elkaar over
C
de kinderen gooien over met elkaar
D
de overgooien met elkaar de kinderen

Slide 17 - Quiz


de oma opbellen de opa
A
de oma belt de opa op
B
de oma opbelt de opa
C
de oma bellen op de opa
D
de oma bellen de opa op

Slide 18 - Quiz

wat heb je geleerd?

Slide 19 - Diapositive