Les 8: Film; vertel je verhaal

Profielmodule Multimediale Producten
Les 8:Film 

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Profielmodule Multimediale Producten
Les 8:Film 

Slide 1 - Diapositive

Proeve van bekwaamheid Multimediale Producten
PTA Praktijk: maandag 13 maart
PTA Theorie:donderdag 16 maart

Wat en hoe moet je leren?
  • 1. Neem de theorie goed door in de digitale leeromgeving (Learningbox)
  • 2. Beantwoord de vragen voor jezelf om te bekjken of je de stof beheerst
  • 3.Neem de gedeelde LessonUps door die in Teams staan.


Slide 2 - Diapositive

Lesplanning
12.15-12.35 Lezen theorie Monteren in Learningbox3
12.35-12.45 Theorie film
12.45- 13.50 Zelfstandig werken in praktijkboek: deze week heb                             je het boekje af en heb je jouw film af (lukt dit niet                               overleg met je docent)
 13.50-13.55 Afsluiten les + lesdoelen behaald?


Slide 3 - Diapositive

Praktijkopdracht: Film maken
  • Aan het einde het praktijkboek hebben jullie een film gemaakt 
  • UIt welke onderwerpen/ soorten films mag je kiezen?
1.een dag op het leven op het Wiringherlant
2.promotiefilm voor je sportvereniging/club
3.instructiefilm (how to…)
  • Voorwaarden: de film is 3 tot 5 minuten
-je mag in tweetallen werken maar je maakt wel je eigen film
-montageprogramma: hitfilm of moviemaker
-je gebruikt je telefoon als camera
-voordat je gaat flimen is je idee goedgekeurd door je docent
-filmen in lokaal of anders buiten (met toestemming)

Slide 4 - Diapositive

Praktijkopdracht: Film maken
 Aan de montage zitten de volgende eisen:
  1. Jouw film heeft een aftiteling en/of ondertiteling.
  2. Jouw film heeft een afbeelding, animatie of titel.
  3. Jouw film heeft minstens één beeldovergang.
  4. Jouw film heeft geluidseffecten en muziek op het juiste volume.
  5. De stemmen in jouw film zijn op het juiste volume.

Slide 5 - Diapositive

Lesdoelen 
  • je weet met welke programma's je jouw film kunt monteren
  • je weet wat de verschillende filmtermen betekenen, zoals bijv. workflow, editen, green screen, spotten en capturen
  • je weet welke overgangen je kunt gebruiken in films
  • je weet wat voor soort licht er wordt gebruikt
  • je weet welke camera's er zijn

Slide 6 - Diapositive

Profielmodule Multimediale Producten
Theorie editen, beeldovergangen en effecten 

Slide 7 - Diapositive

soort licht: 3 stappen
1. hoofdlicht: dit licht komt van voren en belicht de scène en de                              acteurs (hard licht) (studiolamp)
2. invullicht: Door het plaatsen van het eerste hoofdlicht                                             ontstaan er schaduwen. Deze wil je meestal niet  en werk je weg met een invullicht.(reflectiescherm)
3.Zijlicht of tegenlicht
Door het vele licht kunnen acteurs of voorwerpen op de voorgrond soms bijna verdwijnen tegen de achtergrond. Om het onderwerp van de achtergrond te onderscheiden plaats je zijlichten of tegenlichten.(striplight)




Slide 8 - Diapositive

Instellingen camera
Optische zoom: om het onderwerp dichter naar je toe te kunnen halen

De beeldstabilisatie (steady shot) izorgt ervoor dat je zelfs met een bewegende camera toch scherpe opnames kunt maken.

Resolutie geeft aan uit hoeveel pixels je beeld is opgebouwd. Als je meer pixels hebt, heb je meer detaillering. 





Slide 9 - Diapositive

beeldverhouding
Beeldverhouding is de verhouding tussen de breedte en de hoogte van je beeldkader.

De meeste camera’s nemen op in 3:2-verhouding. 
In de bioscoop zijn de meeste films in de verhouding 16:9. Dat zijn cinematische films. Ook veel breedbeeld-tv's hebben die verhouding.

Slide 10 - Diapositive

soorten camera's 
  1. de camera van je telefoon
  2. camcorder: Dit is de meest voorkomende videocamera. De beeldkwaliteit is beter dan van een telefoon.
  3. actioncam: is een compacte camera die stoot- en watervast is (GoPro)
  4. compact camera: hier kun je  geen lenzen (objectieven) op kunt zetten. (een kleine camera)
  5. spiegelreflexcamera: hier kun je de objectieven(lenzen) wisselen.
  6. professionele camera: zijn gemaakt voor grote videoproducties, zoals een (speel)film of een professioneel YouTube-kanaal

Slide 11 - Diapositive

camera

de f op een camera
Focal lenght = brandpuntsafstand. Hoe hoger dit getal is, hoe kleiner dichterbij iets lijkt. Alsof je door een verrekijker kijkt.

Slide 12 - Diapositive

chroma key
  • Het vervangen van een kleur door een achtergrond is keying. 
  • Het is belangrijk dat je geen groene of blauwe tinten gebruikt voor de dingen die bewaard moeten blijven in het uiteindelijke beeld. 
  • Film je bijvoorbeeld een groene plant voor een green screen? Dan is er een grote kans dat jouw plant bij het keyen in de nieuwe achtergrond verdwijnt. In zo'n geval gebruik je liever een blauw scherm.

Slide 13 - Diapositive

Monteren/editen
Het maken van één grote film van allemaal kleine opnames noem je het monteren (editen) van een film.

Het aan elkaar plakken van shots, op de gewenste volgorde
 


Slide 14 - Diapositive

Workflow
  • voordat je gaat monteren/ editen in een bewerkingsprogramma kijken hoe je snel en handig kunt werken


Slide 15 - Diapositive

Video capturen
-> de video- en audiobestanden op de computer zetten.


Slide 16 - Diapositive

Framerate
  • Een film is een reeks foto's die achter elkaar geplaatst en vervolgens snel afgespeeld worden. 
  • Zo'n enkele foto noem je een frame.
  • De framerate is hoeveel beeldjes per seconde worden opgenomen tijdens het filmen. Dit wordt ook wel afgekort als fps. 
  • Fps staat voor frames per seconde. Eén frame is één beeldje. 
  • De standaard framerate die we gewend zijn is 25 of 30 beelden per seconde.

Slide 17 - Diapositive

Spotten

Na het filmen heb je een verzameling clips gemaakt. 
Meestal komen niet alle clips in jouw film. 
-> Het uitzoeken van de clips die je wilt gebruiken

Slide 18 - Diapositive

Overgangen- en effecten
  • Het moment dat een shot overgaat in een ander shot is een beeldovergang. 
  • Je kunt hier een overgangseffect overheen zetten. 
  • Een overgangseffect laat een shot mooi overvloeien in het volgende shot.

Slide 19 - Diapositive

Overgangen- en effecten
Welke overgangen kun je gebruiken:
1. fade-in
2.fade-out
3.crossfade
4.geanimeerde beeldovergang

Slide 20 - Diapositive

Overgangen- en effecten
Fade-in
Een clip wordt in een bepaalde tijd zichtbaar van 100% transparantie (onzichtbaar) naar 0% transparantie (volledig zichtbaar)

https://www.adobe.com/creativecloud/video/discover/fade-in-transition.html

Slide 21 - Diapositive

Overgangen- en effecten
Fade-out
Een clip wordt in een bepaalde tijd onzichtbaar van 0% transparantie naar 100% transparantie.

Slide 22 - Diapositive

Overgangen- en effecten
Crossfade
De eerste clip heeft aan het einde een fade-out, de tweede clip heeft aan het begin een fade-in. Hierdoor gaan de clips soepel in elkaar over.

Slide 23 - Diapositive

Overgangen- en effecten
Je kunt ook een geanimeerde overgang gebruiken. Dit gebeurt in de filmpjes die we maken voor deze methode ook veel. 

Slide 24 - Diapositive

Geluid monteren
Geluid wordt bij het monteren in een geluidspoor gezet
Bij geluiden moet je denken aan direct geluid of bijvoorbeeld een voice-over. 
Alle geluiden die je in de film monteert vind je terug in het script, storyboard en shotlist.

In de audiovisuele wereld zijn er de volgende geluiden bij het monteren:
Direct geluid: geluid dat gelijk met de beeldopname is opgenomen.
Setnoise: het natuurlijke geluid op de locatie.
Voice-over: de vertelstem of commentaarstem.
Effectgeluiden: geluiden die los opgenomen worden.
Off-screen: geluid van het sprekende personage. De stem is wel hoorbaar aanwezig, maar het personage is niet in beeld.


Slide 25 - Diapositive

exporteren/publiceren
Het verzamelen en samenvoegen van alle bestanden van een project tot één zelfstandig bestand -> het maken van één film
Je kunt een film in verschillende bestandsformaten opslaan. De formaten avi, mov of mp4 zijn het meest bekend, maar er zijn er nog veel meer. 
In bijna alle bewerkingsprogramma's kun je kiezen in welk formaat je jouw film wilt exporteren.
Als je dit bestand ook beschikbaar stelt voor andere programma's of personen dan noem je dat publiceren.




Slide 26 - Diapositive

Lesdoelen behaald?
  • je weet met welke programma's je jouw film kunt monteren
  • je weet wat de verschillende filmtermen betekenen, zoals bijv. workflow, editen, green screen, spotten en capturen
  • je weet welke overgangen je kunt gebruiken in films
  • je weet wat voor soort licht er wordt gebruikt
  • je weet welke camera's er zijn

Slide 27 - Diapositive