Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Week 21: Woordenschat 6.3 les 1
Slide 1 - Diapositive
Woordenschat les 1 (opdracht 1 t/m 7)
Doel van de les:
Ik ken de betekenis van woorden van 'woorden 1' en ik herhaal de woorden van 5.3
Slide 2 - Diapositive
Even herhalen: Wat is het verschil tussen een spreekwoord en een uitdrukking?
Slide 3 - Question ouverte
Even herhalen: verschil spreekwoorden en uitdrukkingen
Een spreekwoord is een vaste zin met een wijsheid of tip. Bijvoorbeeld: Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken.
Een uitdrukking is een woord of groepje woorden met een aparte betekenis die je in zinnen kunt gebruiken. Bijvoorbeeld: vlinders in je buik hebben.
Slide 4 - Diapositive
Aan het werk
Maken opdracht 1 t/m 7 (6.3 digitaal, blz. 240 lesboek)
Klaar?
Leren woorden 6.3
Lezen in je leesboek
Slide 5 - Diapositive
Huiswerkopdracht voor de volgende les:
Leer de woorden van woorden 1: kies een manier die goed werkt voor jou. Zorg altijd voor herhaling en niet te veel in een keer willen onthouden (maak groepjes=chunking).
Slide 6 - Diapositive
Woordenschat 6.3 les 2
Overhoren woordenschat
Aan het werk
Lezen uit je leesboek
Slide 7 - Diapositive
Woordenschat les 2
Doel van de les:
- Ik ken de betekenis van woorden van 'woorden 1'
- Ik ken de betekenis van woorden 2.
- Ik weet wat de invloed van de Bijbel op het Nederlands heeft gehad.
- Ik weet dat taal verandert.
Slide 8 - Diapositive
Welke drie woorden van woorden 1 vond je het lastigst om te onthouden?
Slide 9 - Carte mentale
Maak drie zinnen mét die lastige woorden. (Óf maak 1 zin met de drie lastige woorden)
Slide 10 - Question ouverte
Aan het werk
Maak de opdrachten 9 a t/m c, 10, 12, 17 in je schrift (blz.242) of digitaal (thuis) (6.3).
Slide 11 - Diapositive
Huiswerkopdracht voor de volgende les:
Leer de woorden en de theorie van woorden van 6.3!