V2 H5 hoofd- en bijzinnen: zinsdeelzinnen

V2 H5 zinsdeelzinnen
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

V2 H5 zinsdeelzinnen

Slide 1 - Diapositive

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
doelen:

- Ik kan hoofdzinnen en bijzinnen onderscheiden.

- Ik kan samengestelde zinnen ontleden.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
hoofdzinnen en bijzinnen

Bij een hoofdzin staan persoonsvorm en onderwerp naast elkaar. Er past (bijna nooit) een woord tussen.

De persoonsvorm staat op de eerste of tweede plaats.

Slide 4 - Diapositive

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
hoofdzinnen en bijzinnen

Bij een bijzin kan of staat er een woord tussen de persoonsvorm en het onderwerp. Er past dus een woord tussen.

Een bijzin kun je (meestal) vervangen door één woord of woordgroep.

De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 5 - Diapositive

Ik blijf vandaag binnen, omdat het zo hard regent.
A
hz + hz
B
hz + bz
C
bz + hz

Slide 6 - Quiz

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
nevenschikking en onderschikking

Als twee zinnen van hetzelfde niveau naast elkaar staan, dan noemen we dit nevenschikking (WODEM).

Als twee zinnen van een ander niveau naast elkaar staan, dan noemen we dit onderschikking.

Slide 7 - Diapositive

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Een bijzin is altijd een zinsdeel van de hoofdzin. En omdat dit een zin is, noemen we dit een zinsdeelzin.

We kennen de volgende zinsdeelzinnen: ow-zin, lv-zin, mv-zin en bwb-zin.

Slide 8 - Diapositive

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen
1. Zoek de bijzin.

2. Vervang de bijzin door één woord (of woordgroep).

3. Ontleed de hoofdzin.

4. Het zinsdeel v/h woord (pt. 2) is ook de zinsdeelzin.


Slide 9 - Diapositive

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Ik blijf vandaag binnen, omdat het zo hard regent.

Daarom blijf ik vandaag binnen.

bwb-zin = omdat het zo hard regent





Slide 10 - Diapositive

GRAMMATICA ZINSDELEN: SAMENGESTELDE ZINNEN
zinsdeelzinnen

Wie het boeket vangt, mag als volgende trouwen!

Zij mag als volgende trouwen!

ow-zin = Wie het boeket vangt





Slide 11 - Diapositive

Twee hoofdzinnen:
Hij gaat niet mee, want hij is ziek.

Ik eet een appel en hij drinkt een glas melk.

Slide 12 - Diapositive

Hoofdzin en bijzin
Hij blijft thuis, omdat hij ziek is.

Daarom blijft hij thuis.

Slide 13 - Diapositive

Mijn zus kiest voor Zorg en Welzijn, omdat ze dat een leuk vak vindt.
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin

Slide 14 - Quiz

Mijn broertje ligt nog niet op bed, want hij is nog niet moe.
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin

Slide 15 - Quiz

Naarmate hij ouder wordt, gaat hij meer op zijn vader lijken.
A
hoofdzin en hoofdzin
B
hoofdzin en bijzin

Slide 16 - Quiz

Kan het voegwoord van twee hoofdzinnen vooraan staan?
A
ja, dat kan
B
nee, nooit

Slide 17 - Quiz

Zodra de wekker af is gegaan, sta ik op.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 18 - Quiz

We kunnen niet naar de speeltuin, omdat het heel hard regent.
A
Hz bz
B
bz hz
C
hz hz
D
alleen hz

Slide 19 - Quiz

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 20 - Quiz

Wie de wedstrijd wint, wordt clubkampioen.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + BZ
D
BZ + HZ

Slide 21 - Quiz

Samir fietst snel, omdat hij te laat is.
A
hz + bz
B
hz + hz
C
bz + hz
D
bz + bz

Slide 22 - Quiz

Anne krijste de hele avond.
A
hz bz
B
bz hz
C
alleen hz
D
alleen bz

Slide 23 - Quiz

Johanna gaat graag naar de zee, omdat dan kan ze lekker zwemmen.
A
HZ + BZ
B
HZ + HZ
C
BZ + HZ

Slide 24 - Quiz

Wat is de bijzin?
'Alle Nederlanders weten dat de Friezen een apart volk zijn.'
A
Alle Nederlanders weten
B
Alle Nederlanders weten dat
C
Dat de Friezen een apart volk zijn
D
de Friezen een apart volk zijn

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Diapositive

Ga naar de online methode:
> Open H5; startopdracht
> Wij maken deze opdracht samen

Snap je de theorie al?
> Maak dan H5 zelfstandig.
Klaar? 
Ga verder met H6/ volg de studiewijzer (op It's)

Slide 29 - Diapositive

Wat ga je niet vergeten van de zinsdeelzinnen?

Slide 30 - Carte mentale

V2 H5 Test/ oefenen zinsdeelzinnen

Slide 31 - Diapositive

Wat is de bijzin?

Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.
A
Veel reizigers
B
op het NS-station gestrand
C
Veel reizigers waren
D
doordat het zo hard sneeuwde

Slide 32 - Quiz


Veel reizigers waren doordat het zo hard sneeuwde, op het NS-station gestrand.

A
ow-zin
B
bwb-zin
C
nw.deel.-zin
D
mv-zin

Slide 33 - Quiz

Wat is de bijzin?
'Ze hebben de hond die me laatst gebeten heeft, moeten afmaken.'
A
ze hebben de hond moeten afmaken
B
(de hond) die me laatst gebeten heeft
C
ze hebben
D
de hond

Slide 34 - Quiz

Ze hebben de hond die me laatst gebeten heeft, moeten afmaken.
A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
mv-zin

Slide 35 - Quiz

Wat is de bijzin?
'Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan'
A
wie wil kennen
B
moet vroeg opstaan
C
wie de hele waarheid wil kennen
D
moet vroeg opstaan

Slide 36 - Quiz

Wie de hele waarheid wil kennen, moet vroeg opstaan.
A
ow-zin
B
bwb-zin
C
lv-zin
D
nw.deel-zin

Slide 37 - Quiz

Wat is de bijzin?
'Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft, zal ik extra oefeningen geven.'
A
Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft
B
zal ik extra oefeningen geven
C
Er is geen bijzin
D
extra oefeningen geven

Slide 38 - Quiz

Wie geen goede uitspraak van het Spaans heeft zal ik extra oefeningen geven.

A
Ow-zin
B
Mv-zin
C
Lv-zin
D
Bwb-zin

Slide 39 - Quiz

Wat is de bijzin?
'Hij is eindelijk geworden wat hij altijd al wilde zijn.'
A
Hij is eindelijk
B
Hij is eindelijk geworden
C
Hij altijd al wilde zijn
D
Wat hij altijd al wilde zijn

Slide 40 - Quiz

Hij is eindelijk geworden wat hij altijd al wilde zijn.
A
ow-zin
B
mv-zin
C
bwb-zin
D
nw.deel-zin

Slide 41 - Quiz

Wat vind je nog lastig aan het ontleden van zinsdeelzinnen?

Slide 42 - Question ouverte