H4 BE - Eenmanszaak - Beginbalans

• Bedrijfseconomie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Balans: Zet de activa onder de juiste categorie

Vaste activa

Vlottende activa

Liquide middelen

geld in kas

gebouw

banksaldo

inventaris

voorraad goederen

Debetzijde Balans

Creditzijde Balans

Banklening

Debiteuren

Gebouw

Eigen vermogen

Crediteuren

Vreemd vermogen

Een investeringsbegroting geeft aan:

1. Hoe groot de vermogensaanwending van een onderneming is
2. Hoe groot de vermogensbehoefte van een onderneming is
3. Welk gebouwen een onderneming moet aanschaffen
4. Welke vast en liquide activa een onderneming moet aanschaffen

Wat is een debiteur ?

1. Een schuldeiser
2. Iemand waar we nog geld van krijgen
3. Iemand aan wie we nog geld moeten betalen
4. Iemand die een lening heeft verstrekt

Vaste activa

Vlottende activa

Kort vreemd vermogen

Crediteuren

Inventaris

Debiteuren

EIGEN VERMOGEN

VREEMD VERMOGEN KORT

VREEMD VERMOGEN LANG

WINST

BANKSCHULD

CREDITEUREN

LENING

HYPOTHEEK

AANDELEN

TE BETALEN BTW

VOORUITONTV

Hoe bereken je het eigen vermogen (EV)?

1. Kosten - opbrengsten = EV
2. Kas+bank-liquide middelen=EV
3. Bezit - vreemd vermogen = EV
4. Debetzijde - creditzijde = EV

Vooruitontvangen bedragen

1. Eigen vermogen
2. Kort vreemd vermogen
3. Lang vreemd vermogen
4. Telt niet mee

Wat verandert er op de balans door afschrijvingskosten?

1. Eigen vermogen en vreemd vermogen
2. Eigen vermogen en liquide middelen
3. Vreemd vermogen en liquide middelen
4. Eigen vermogen en vaste activa

Het eigen vermogen verandert door:

1. Bedrijfskosten
2. Crediteuren
3. Inkoopkosten
4. Verkopen

Coca-Cola levert aan Albert Heijn 10.000 flessen. Op de factuur staat dat AH binnen een maand moet betalen. Voor AH is dit een vorm van:

1. Ontvangen afnemerskrediet.
2. Ontvangen leverancierskrediet.
3. Verstrekt afnemerskrediet.
4. Verstrekt leverancierskrediet.

Kosten

Uitgaven

Ontvangsten

Opbengsten

Periode

Moment

Een klant betaalt een openstaande factuur op 1 mei.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...

1. opbrengst
2. ontvangst
3. uitgave
4. kostenpost

De verhuurder van het kantoorpand vraagt om aan het begin van het kwartaal de huur voor drie maanden vooruit te betalen.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...

1. opbrengst
2. ontvangst
3. uitgave
4. kostenpost

De huur van het kantoorpand bedraagt €1.000 per maand.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...

1. opbrengst
2. ontvangst
3. uitgave
4. kostenpost

Aan het einde van elk half jaar wordt er afgelost op de langlopende lening.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...

1. opbrengst
2. ontvangst
3. uitgave
4. kostenpost

Op de laatste dag van elke maand wordt er achteraf 5% rente betaald op de hypothecaire lening.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...

1. opbrengst
2. ontvangst
3. uitgave
4. kostenpost

Over het hele jaar bedraagt de rente op de hypothecaire lening 5%.

Hier is voor de onderneming sprake van een ...

1. opbrengst
2. ontvangst
3. uitgave
4. kostenpost

Een onderneming betaalt aan het begin van elk kwartaal de rentekosten voor drie maanden vooruit.

Op de balans van 31 januari vind je de balanspost ...

1. vooruitontvangen bedragen
2. nog te betalen bedragen
3. vooruitbetaalde bedragen
4. te vorderen bedragen

Van welk begrip is dit de definitie?

Inkoopwaarde van de verkochte producten. Oftewel: het is de inkoopprijs van de verkochte producten.

1. Inkopen
2. Inkoopwaarde van de omzet
3. Inkopen op rekening
4. Omzet

Vooruitontvangen bedragen

1. Eigen vermogen
2. Kort vreemd vermogen
3. Lang vreemd vermogen
4. Telt niet mee

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Als:
De onderneming verkoopt goederen op rekening voor €14.200. De inkoopwaarde is €9.400.

1. Debiteuren +€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
2. Debiteuren -€14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen+€4.800
3. Debiteuren +€14.200 Voorraad -€14.200
4. Debiteuren +14.200 Voorraad -€9.400 Eigenvermogen-€4.800

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.

1. Kas -€14.000 Crediteuren +€14.000
2. Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
3. Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
4. Bank -€14.000 Crediteuren +€14.000

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Per kas gekocht goederen €1.400.

1. Voorraad -€1.400 Kas -€1.400
2. Voorraad +€1.400 Kas -€1.400
3. Voorraad -€1.400 Crediteuren -€1.400
4. Voorraad -€1.400 Crediteuren +€1.400

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaald per kas diverse kosten €2.200.

1. Kas -€2.200 Eigen vermogen -€2.200
2. Kas -€2.200 Kosten +€2.200
3. Kas -€2.200 Vreemd vermogen +€2.200
4. Kas +€2.200 Kosten -€2.200

Zijn rente kosten en/of uitgaven?

1. Kosten
2. Uitgaven
3. Beide

Wat verandert er op de balans door een rente uitgaven?

1. Eigen vermogen en vreemd vermogen
2. Liquide middelen en eigen vermogen
3. Liquide middelen en vreemd vermogen
4. Vaste activa en liquide middelen

Zijn aflossing kosten en/of uitgaven?

1. Kosten
2. Uitgaven
3. Beide

Wat verandert er op de balans als je gaat aflossen?

1. Liquide middelen en bank
2. Liquide middelen en eigen vermogen
3. Liquide middelen en vreemd vermogen
4. Vreemd vermogen en eigen vermogen

Stelling: De financiering van een machine kan het beste met Kort Vreemd Vermogen

1. Juist
2. Onjuist

Onder welke categorie valt een debiteur?

1. Liquide middelen
2. Eigen vermogen
3. Vlottende activa
4. Vaste activa

Welke stelling klopt NIET ?

1. Een balans is altijd in evenwicht
2. Een balans is een momentopname
3. Een balans heeft een debetzijde en een creditzijde
4. Een balans wordt altijd opgemaakt op 31 december

(A-r)/n wordt gebruikt om de afschrijving te berekenen.

1. Juist
2. Onjuist

Rentekosten zijn:

1. uitgaven die geen kosten zijn.
2. vervelend.
3. kosten die ook uitgaven zijn.
4. kosten die geen uitgave zijn.

Afschrijvingen zijn

1. Kosten
2. Uitgaven
3. Kosten en uitgaven

Een onderneming betaalt aan het begin van elk kwartaal de rentekosten voor drie maanden vooruit.

Op de balans van 31 januari vind je de balanspost ...

1. vooruitontvangen bedragen
2. nog te betalen bedragen
3. vooruitbetaalde bedragen
4. te vorderen bedragen

Rentekosten

1. Geen invloed op EV
2. Wel invloed op EV

Afschrijven van inventaris

1. Geen invloed op EV
2. Wel invloed op EV

wat is het afschrijvingspercentage in procenten van de aanschafprijs?

Dus aanschafprijs € 8.000 afschrijving per jaar  € 800.

1. 10%
2. 30%
3. 20%
4. 40%

Afschrijvingen zijn

1. Uitgaven
2. Transitoria
3. Kosten
4. Schulden

De rentekosten bedragen € 5.000,- per maand. Aan het einde van het kwartaal wordt rente en
€ 7.000,- aflossing betaald.
Bereken de uitgaven in de maand maart

1. € 5.000,-
2. € 12.000,-
3. € 15.000,-
4. € 22.000,-

Wat is een afschrijving?

1. waardevermeerdering
2. boekwaarde
3. restwaarde
4. waardevermindering

Bereken de afschrijving per jaar.
Bastiaan heeft voor € 15.000 een auto gekocht en hij wil die in 5 jaar afschrijven. Hij verwacht de auto na die 5 jaar nog voor € 5.000 te kunnen verkopen.

1. € 1.000
2. € 1.500
3. € 2.000
4. € 3.000

Bereken de afschrijving per jaar.
Bakker Bart heeft voor € 25.000 een oven gekocht en hij wil die in 7 jaar afschrijven. Hij verwacht de oven na die 7 jaar nog voor € 4.000 te kunnen verkopen.

1. €3.000
2. €2.000
3. €4.000
4. €1.500

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Ontvangen per bank van debiteuren €6.400.

1. Debiteuren -€6.400 Kas -€6.400
2. Debiteuren +€6.400 Bank +€6.400
3. Debiteuren -€6.400 Bank +€6.400
4. Debiteuren +€6.400 Kas -€6.400

afschrijvingen zijn een voorbeeld van:

1. uitgaven en kosten
2. kosten
3. uitgaven
4. variabele kosten