Kapitel 3 Grammatik I Teil 2

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Grammatik I Kapitel 3 
  1. De  der en ein-Gruppe 1e en 4e naamval herhaling 
  2. De voorzetsels met de 4e naamval

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen 1/2
kennen
1. Je kent de woorden die bij de Der-groep horen.

2. Je kent de woorden die bij de Ein-groep horen.

3. Je weet hoe je de vierde naamval vindt.

4. Je kent het schema voor de vierde naamval bij de Der-Gruppe en Ein-Gruppe.


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

De der en ein-Gruppe in schema
       mannelijk      vrouwelijk    onzijdig    meervoud
1   der Mann       die Frau      das Kind     die Kinder
4   den Mann      die Frau      das Kind     die Kinder

1   ein Mann        eine Frau    ein Kind    meine Kinder
4   einen Mann   eine Frau    ein Kind    meine Kinder

Slide 5 - Diapositive

Tot de ¨ein-Gruppe¨ behoren:
kein (geen), mein (mijn),  dein (jouw), sein(zijn),   ihr(haar), unser(ons/onze),  euer(jullie), ihr(hun), Ihr(uw)
Deze woordgroepen krijgen dezelfde uitgang als de ein-Gruppe.



Slide 6 - Diapositive

Tot de ¨der-Gruppe¨ behoren:
dies- (dit,die,dit,deze), solch- (zulke),  jed- (ieder/elk), welch-(welk), alle (alle)
Deze woordgroepen krijgen dezelfde uitgangen als de lidwoorden in de der-Gruppe.
Let op: das krijgt als uitgang geen -as maar -es!!!  Dieses Buch 

Slide 7 - Diapositive

Als een zinsdeel onderwerp van de zin is, gebruik je ...
A
De 1e naamval
B
De 2e naamval
C
De 3e naamval
D
De 4e naamval

Slide 8 - Quiz

Als een zinsdeel lijdend voorwerp van de zin is, gebruik je ...
A
De 1e naamval
B
De 2e naamval
C
De 3e naamval
D
De 4e naamval

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
D... Mann sieht d... Kind
A
Die Mann, das Kind
B
Der Mann, die Kind
C
Der Mann, das Kind
D
Die Mann, den Kind

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste naamvallen in:
D... Frau sieht d... Mann
A
Die Frau, das Mann
B
Der Frau, die Mann
C
Die Frau, der Mann
D
Die Frau, den Mann

Slide 11 - Quiz

Plusopdracht:
Vul de juiste naamvallen in:
D... Junge sieht d... Hund
A
Der Junge, den Hund
B
Das Junge, der Hund
C
Der Junge, der Hund
D
Den Junge, den Hund

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Vidéo

Voorzetsels 4e naamval
Na de voorzetsels met de 4e naamval verandert de vorm alleen bij de mannelijke zelfstandige naamwoorden.

1e naamval mannelijk: der en ein
4e naamval mannelijk: den en einen

De uitgang in de 4e naamval mannelijk is dus ¨-EN¨




Slide 14 - Diapositive

der en ein-Gruppe in schema
       mannelijk      vrouwelijk    onzijdig    meervoud
1   der Mann       die Frau      das Kind     die Kinder
4   den Mann      die Frau      das Kind     die Kinder

1   ein Mann        eine Frau    ein Kind    meine Kinder
4   einen Mann   eine Frau    ein Kind    meine Kinder
 

Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden:
Wir haben alle Spiele gegen die Franzosen (mv) gewonnen. 
Sie geht durch den Garten. (m)
Er ging ohne sein Portmonee (o) einkaufen.
Ich habe diese Cd für meine Mutter gekauft.

Slide 16 - Diapositive

Durch welch..
Tunnel (m) fahren wir jetzt?
A
welche
B
welchen
C
welches
D
welch

Slide 17 - Quiz

Der Mann raste gegen d..
Baum (m).
A
das
B
dies
C
den
D
der

Slide 18 - Quiz

Er kopiert das Foto für jed..
Schüler (m).
A
jeder
B
jede
C
jeden
D
jedes

Slide 19 - Quiz

Für dies..
Mofa (o) brauche ich 500 Euro.
A
dieses
B
diese
C
diesen
D
dieser

Slide 20 - Quiz

Maak de opdrachten uit Neue Kontakte:
m. Extra game Grammatik I, 33, 34, 36, 37


Slide 21 - Diapositive

       Gibt es noch Fragen?

Slide 22 - Diapositive