Décrire un produit

Décrire un produit
Leçon 1
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
FransSecundair onderwijs

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 150 min

Éléments de cette leçon

Décrire un produit
Leçon 1

Slide 1 - Diapositive

Doelstellingen bundel
GESPR 1 – Je kan de beleefdheidsvorm toepassen. 
GESPR 2 – Je kan in een eenvoudig gesprek vragen stellen en beantwoorden. 
GESPR 5 – Je kan doeltreffend reageren.
GESPR 6 – Je kan, indien nodig, zeggen dat je iets niet begrijpt, vragen om langzamer te spreken of iets te herhalen, iets spellen of vragen om iets te spellen, iets aanwijzen om na te gaan of je je gesprekspartner begrepen hebt.
GESPR 9 – Je kan klanten, bezoekers of leveranciers voldoende informatie geven
(productinformatie, gebruiksvoorschriften, etiketten, bijverkoop,…) 
GESPR 10 – Je kan een zakelijk gesprek voeren (bestelling plaatsen,
info vragen, info geven,…)

Slide 2 - Diapositive

PAS OP
 Elke oefening staat op punten en ik zie hoe vaak je geprobeerd hebt. Denk dus goed na voor je zomaar wat antwoorden geeft. Niet alleen het laatste antwoord telt mee.

Slide 3 - Diapositive

Le matériel / la matière
In het Nederlands zeg je dat iets gemaakt is VAN hout.
In het Frans zeg je: C'EST FAIT  EN -> EN bois.
Heb je een product dat niet van een bepaald materiaal gemaakt is, maar van bepaalde ingrediënten. Dan heb je geluk, want die staan meestal op de verpakking in meerdere talen. 
Beschrijf in dat laatste geval de verpakking van je product met deze woordenschat.

Slide 4 - Diapositive

Le matériel / la matière
une boîte en métal                                 une cocotte ovale en fonte émaillée                     un verre en verre

une tasse en inox                                    un bol en porcelaine                                                  un moulin à poivre en bois

Slide 5 - Diapositive

Activité 1 - vocabulaire
Oefen de woordenschat die bij deze oefening hoort. 
Klik via de volgende slide door naar Quizlet, klik op de toetredingslink die je krijgt, meld je aan en doorloop de kaarten bij deze woordenschatlijst: 
quizlet.com - Décrire un objet - activité 1
 

Slide 6 - Diapositive

Activité 1 - exercice 1
Luister en duid voor elke dialoog aan wat je hoort. Het luisterbestand bestaat uit drie korte dialoogjes. De oefeningen staan op aparte dia's. Je moet dus (minstens) drie keer naar alle dialoogjes luisteren.

Slide 8 - Diapositive

Dit materiaal komt aan bod in dialoogje 1.
Dit materiaal komt niet aan bod in dialoogje 1.
bois
verre
métal
papier
plastique

Slide 9 - Question de remorquage

Dit materiaal komt aan bod in dialoogje 2.
Dit materiaal komt niet aan bod in dialoogje 2.
plastique
métal
verre
inox
zinc

Slide 10 - Question de remorquage

Dit materiaal komt aan bod in dialoogje 3.
Dit materiaal komt niet aan bod in dialoogje 3.
plastique
métal
verre
aluminium
zinc

Slide 11 - Question de remorquage

Activité 1 - exercice 2
Luister naar de uitleg en zet  het juiste nummertje bij elke tekening. Je zal zien dat je twee keer na elkaar hetzelfde fragment hoort. Je mag uiteraard meer dan één keer luisteren. Dat beslis je zelf. 

Slide 12 - Diapositive

1
2
3
4

5

6

Slide 13 - Question de remorquage

Activité 2 - vocabulaire
Oefen de woordenschat die bij deze oefening hoort. 
Klik via de volgende slide door naar Quizlet en meld je aan en doorloop de kaarten bij deze woordenschatlijst. Let op het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk.
quizlet.com - Décrire un objet - activité 2
 

Slide 14 - Diapositive

Activité 2 - exercice
Maak de oefening op de volgende dia om de kleuren in te oefenen.

Slide 16 - Diapositive

Luister naar de drie dialoogjes na elkaar. 
Sleep naast elk dialoogje de kleuren die je hoort.
Zet onder couleur 1 wat je eerst hoort.
couleur 1
couleur 2
couleur 3
couleur 4
Dialogue 1
Dialogue 2
Dialogue 3

Slide 17 - Question de remorquage

Activité 3 - vocabulaire
Oefen de woordenschat die bij deze oefening hoort. 
Klik via de volgende slide door naar Quizlet en meld je aan en doorloop de kaarten bij deze woordenschatlijst. Let op het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk.
quizlet.com - Décrire un objet - activité 3
 

Slide 18 - Diapositive

Activité 3a - exercices
Op de volgende dia zie je een vorm en een zin die die vorm benoemt en beschrijft. 
Op de dia's daarna zie je alleen een vorm en moet jij die vorm beschrijven zoals in het voorbeeld.

Slide 20 - Diapositive

Un cercle est rond.

Slide 21 - Diapositive


Slide 22 - Question ouverte


Slide 23 - Question ouverte


Slide 24 - Question ouverte


Slide 25 - Question ouverte

Combineer de woorden met de afbeeldingen. 
Un sphère
un cône
un pavé droit
une pyramide
une cylindre
un cube

Slide 26 - Question de remorquage

Activité 4 - vocabulaire
Oefen de woordenschat die bij deze oefening hoort. 
Klik via de volgende slide door naar Quizlet en meld je aan en doorloop de kaarten bij deze woordenschatlijst:
quizlet.com - Décrire un objet - activité 4
 

Slide 27 - Diapositive

Activité 4 - exercice
Herhaal op Quizlet alle woordenschatlijsten bij deze les. Je hoort telkens een omschrijving van een product en moet raden om welk product het gaat. Je antwoord geef je in het Nederlands en in het Frans.

Slide 29 - Diapositive

Welk object wordt beschreven?
Antwoord in het Nederlands en het Frans.
vb. een tafel - une table

Slide 30 - Question ouverte

Welk object wordt beschreven?
Antwoord in het Nederlands en het Frans.
vb. een tafel - une table

Slide 31 - Question ouverte

Welk object wordt beschreven?
Antwoord in het Nederlands en het Frans.
vb. een tafel - une table

Slide 32 - Question ouverte

Welk object wordt beschreven?
Antwoord in het Nederlands en het Frans.
vb. een tafel - une table

Slide 33 - Question ouverte

Activité 5 - vocabulaire
Oefen de woordenschat die bij deze oefening hoort. 
Klik via de volgende slide door naar Quizlet en meld je aan en doorloop de kaarten bij deze woordenschatlijst:
quizlet.com - Décrire un objet - activité 5
 

Slide 34 - Diapositive

Activité 5 - parler
Aan jou om ook raadseltjes te maken. Typ op de volgende dia in het Nederlands vijf producten waarvan je een gesproken omschrijving zal geven. Je mag niet de producten nemen die ik beschreef. Vertel welke vorm en kleur elk product heeft, waar het voor dient en wie het gebruikt. Neem op met Voicerecorder op je laptop, niet met je gsm. Anders lukt het me niet altijd om het te openen. Post het in de uploadzone op Smartschool.

Slide 36 - Diapositive

Typ hier in het Nederlands de naam van de vijf producten die je beschrijft in de uploadzone.

Slide 37 - Question ouverte

Hoe lang ben je met deze opdracht bezig geweest? Wil je nog iets anders kwijt over deze lessenreeks?

Slide 38 - Question ouverte

Bien fait!

Slide 39 - Diapositive