HS8 herhaling

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Herhaling HS8

8.1 tabellen met regelmaat

Je kunt de regelmaat in een tabel benoemen en gebruiken

WEL REGELMAAT

GEEN REGELMAAT

Koppel de regelmaat met de juiste tabel

- 20

- 80

+ 20

+ 15

8.2 grafieken

Je kunt een tabel invullen bij een situatie met regelmaat

Je kunt een grafiek tekenen bij een tabel met regelmaat

Aron werkt bij een garage. Per week krijgt hij een reiskostenvergoeding van € 2,50. Per uur verdient hij € 5.

Levi heeft een bijbaantje. Per uur verdient hij € 3.

Hij krijgt een reiskostenvergoeding van € 2.

Christy heeft een krantenwijk. Per maand krijgt ze € 5 fietsvergoeding en verdient ze € 3 per adres.

Teken de grafiek bij een tabel

1. wat staat er op de assen

2. zet een puntje op de goeie coordinaten

3. trek en rechte lijn met geodriehoek en potlood

4. controleer of de lijn een RECHTE lijn is

Tabel

Grafiek

Sleep de juiste tabel naar de juiste grafiek!

8.3 woordformules

Je kunt uitleggen wat een woordformule betekent

Je kunt rekenen met woordformules

Nick volgt trompetlessen. Hierbij hoort de woordformule
bedrag (€) = 8 + 17,50 x aantal lessen

Hoeveel moet Nick betalen voor 4 lessen?

1. 17,50
2. 70
3. 78
4. 120

Flip volgt keyboardlessen. Hierbij hoort de woordformule
bedrag (€) = 10 + 15 x aantal lessen

Hoeveel moet Flip betalen voor 10 lessen?

1. 15
2. 150
3. 160
4. 250

Lisa volgt gitaarlessen. Hierbij hoort de woordformule
bedrag (€) = 20 + 25 x aantal lessen

Hoeveel moet Lisa betalen voor 8 lessen?

1. 220
2. 250
3. 300
4. 360

Hanna stort elke maand geld op haar spaarrekening. Hierbij hoort de woordformule
bedrag (€) = 200 + 100 x tijd (maanden)

Hoeveel geld heeft Hanna na 12 maanden?

1. 1200
2. 1400
3. 2000
4. 3600

Hans haalt iedere maan geld van zijn spaarrekening. Hierbij hoort de woordformule
bedrag (€) = 800 - 150 x tijd (maanden)

Hoeveel geld heeft Hans na 3 maanden?

1. 350
2. 450
3. 600
4. 800

8.5 woordformules veranderen

Je kunt een woordformule aanpassen als de situatie verandert

beltegoed (€) = 25 - 0,20 x tijd (minuten)

1. Begingetal
2. Stijggetal
3. Daalgetal

beltegoed (€) = 25 - 0,20 x tijd (minuten)

1. Begingetal
2. Stijggetal
3. Daalgetal

beltegoed (€) = 25 - 0,20 x tijd (minuten)

Welk getal verandert als de kosten per minuut verhoogd worden?

1. Begingetal
2. Stijggetal
3. Daalgetal

beltegoed (€) = 25 - 0,20 x tijd (minuten)

De kosten per minuut worden verhoogd met 0,05 cent. Wat wordt het nieuwe daalgetal?

1. 25,5
2. 0,25

beltegoed (€) = 25 - 0,20 x tijd (minuten)

Het begingetal wordt verhoogd met 25. Wat wordt het nieuwe begingetal?

1. 25
2. 50

WAT neem je mee naar de toets?

Grafieken tekenen doe je met

1. Pen
2. Pen of potlood
3. Potlood