oefentoets 3.3 en 3.4

Wat is een bedrijfstak of branche?
Een bedrijfstak....
A
... is de productieweg binnen een bedrijf
B
...geeft aan welke bedrijven in de productieweg van een product voorkomen
C
... zijn alle bedrijven die eenzelfde soort product maken
D
... zijn de bedrijven waarmee een bedrijf handelt
1 / 27
suivant
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Wat is een bedrijfstak of branche?
Een bedrijfstak....
A
... is de productieweg binnen een bedrijf
B
...geeft aan welke bedrijven in de productieweg van een product voorkomen
C
... zijn alle bedrijven die eenzelfde soort product maken
D
... zijn de bedrijven waarmee een bedrijf handelt

Slide 1 - Quiz

Wat is een bedrijfstak?
A
een organisatie die opkomt voor belangen van werknemers
B
een groep van personen met ongeveer hetzelfde beroep
C
bedrijven die ongeveer hetzelfde werk doen
D
alle vakbonden samen

Slide 2 - Quiz

Wat is een CAO?
A
Collectieve arbeidsovereenkomst
B
Centrale arbeidsopzet
C
Collectieve afsprakenovereenkomst
D
Centrale arbeidsovereenkomst

Slide 3 - Quiz

CAO
A
afspraken tussen een groep werkgevers en een groep werknemers over loon, vrije dagen enz.
B
de regels die bepalen vanaf welke leeftijd je een vakantiebaan of bijbaantje mag hebben

Slide 4 - Quiz

wat is CAO?
A
afspraken over de Arbeidsvoorwaarden
B
ingeschreven staan bij het UWV
C
redenen om te willen werken
D
een bedrijf die daklozen helpt aan werk

Slide 5 - Quiz

Brutoloon is....
A
je loon volgens je contract.
B
wat je overhoudt na je inhoudingen.
C
heel zwaar loon.
D
iets met een bowlingbaan.

Slide 6 - Quiz

het brutoloon is
A
gelijk aan het nettoloon
B
meer dan het nettoloon
C
minder dan het nettoloon
D
altijd te laag

Slide 7 - Quiz

Nettoloon =
A
brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)
B
brutoloon - loonbelasting
C
brutoloon - sociale premies
D
brutoloon

Slide 8 - Quiz

Wat is nettoloon
A
het zelfde als brutoloon
B
hoger als het brutoloon
C
het brutoloon min belastingen en premies
D
het brutoloon plus belastingen en premies

Slide 9 - Quiz

Wat is zijn inhoudingen op het brutoloon?
A
loonbelasting en premies volksverzekeringen
B
premies werknemersverzekeringen en volksverzekeringen
C
loonbelasting
D
pensioenpremie

Slide 10 - Quiz

Brutoloon: 3450 euro
Nettoloon: 2674 euro
Wat zijn nu de inhoudingen?
A
6.124 euro
B
-776 euro
C
776 euro
D
weet ik niet

Slide 11 - Quiz

Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:
A
het laagste loon in een bedrijf.
B
het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt.
C
.het loon na belastingen en premies
D
een ander woord voor de bijstand.

Slide 12 - Quiz

Het minimumjeugdloon geldt tot
A
16 jaar
B
18 jaar
C
21 jaar
D
23 jaar

Slide 13 - Quiz

Hoe jonger je bent, hoe lager het minimumjeugdloon is.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is de arbeidstijdenwet?
A
Wet met regels voor werk- en rusttijden.
B
Wet met regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden.
C
Tijd tussen het moment waarop je ontslag neemt of krijgt en de einddatum van je baan.
D
Het juiste antwoord staat er NIET bij

Slide 15 - Quiz

wat is een Arbowet?
A
de regels voor werktijden en pauzes.
B
melding doen als iemand mishandeld is.
C
het omgaan met persoonlijk gegevens.
D
de wet over veiligheid, gezondheid en welzijn

Slide 16 - Quiz

Arbowet is:
A
Wet voor een gezonde en veilige werkplek
B
Regel dat overheid werk moet regelen
C
Wet wat alleen geld voor de bouwsector
D
Wet dat je sollicitatieplicht hebt

Slide 17 - Quiz

Als je niet werkt, ben je nog niet werkloos. Wanneer ben je wel werkloos?
A
Je bent actief op zoek naar werk.
B
Je hebt geen baan.
C
Je bent tussen de 15 en de pensioenleeftijd.
D
Je voldoet aan alle drie voorwaarden (A+B+C)

Slide 18 - Quiz

Welke reden voor ontslag is niet terecht? Je wordt ontslagen:
A
omdat je bij een ander bedrijf solliciteert.
B
omdat je werk door een robot wordt overgenomen.
C
terwijl je nog in je proeftijd zit.
D
vanwege tegenvallende resultaten van het bedrijf.

Slide 19 - Quiz

Wat is een opzegtermijn?
A
Einddatum van een contract
B
Begindatum van een contract
C
De tijd tussen ontslag nemen en einddatum
D
Het termijn dat je iets kunt opzeggen

Slide 20 - Quiz

Wanneer kom je voor een
WW-uitkering in aanmerking?
A
als je ontslagen wordt
B
als je zelf ontslag neemt
C
als je op staande voet ontslagen wordt

Slide 21 - Quiz

Hasan is zelfstandig ondernemer. Doordat hij geen producten geleverd kan krijgen, kan hij niets meer verkopen. Hij heeft dus geen inkomen meer.

Heeft Hasan recht op WW (WerkloosheidsWet)
A
Ja
B
Nee
C
In een enkel geval wel

Slide 22 - Quiz

UWV
A
Het UWV kijkt of je recht hebt op een nieuwe baan.
B
Je kijkt of je recht heb op een UWV-uitkering.
C
Het UWV kijkt of je recht hebt op een WW- uitkering.
D
De UWV zoekt een nieuwe baan.

Slide 23 - Quiz

Is een lijndiagram altijd een rechte lijn?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Wat is het maximum van het lijndiagram?
A
30.000
B
36.000
C
30
D
36

Slide 25 - Quiz

Een voorbeeld van technologische ontwikkelingen iszijn
A
beter onderwijs
B
betere machines
C
kinderen moeten werken
D
betere gezondheidszorg

Slide 26 - Quiz

Robots zorgen alleen voor ontslag
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz