Unit 3 Phrases lesson 2 & 4

Learn Phrases
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Learn Phrases

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Je leert de zinnen (vragen, antwoorden, informatie)

Slide 2 - Diapositive

Lesson 2 Phrases

Slide 3 - Diapositive

Je vraagt of geeft informatie
Vertaal de Engelse zin naar het Nederlands. 

Slide 4 - Diapositive

What are you doing at the moment?
(vertalen naar het NL)

Slide 5 - Question ouverte

Year 7 is organising a fashion show.

Slide 6 - Question ouverte

What does he look like?

Slide 7 - Question ouverte

What is she wearing?

Slide 8 - Question ouverte

at the moment
A
nu
B
dadelijk
C
straks
D
op dit moment

Slide 9 - Quiz

Je beschrijft personen
Vertaal de Engelse zin naar het Nederlands. 

Slide 10 - Diapositive

Farah is wearing blue jeans.

Slide 11 - Question ouverte

She isn't wearing a jacket.

Slide 12 - Question ouverte

He's tall and good-looking.

Slide 13 - Question ouverte

She's got a pretty smile, too.

Slide 14 - Question ouverte

They're both wearing trainers.

Slide 15 - Question ouverte

Je zegt wat je van iets vindt
Vertaal de Engelse zin naar het Nederlands. 

Slide 16 - Diapositive

The outfit Farah is wearing is my favourite.

Slide 17 - Question ouverte

Her bag's really nice.

Slide 18 - Question ouverte

I like her bag.

Slide 19 - Question ouverte

I think he is wearing cool jeans.

Slide 20 - Question ouverte

They're OK - nice colours.

Slide 21 - Question ouverte

Lesson 4 Phrases

Slide 22 - Diapositive

Je vraagt of geeft informatie in een winkel
Vertaal de Engelse zin naar het Nederlands. 

Slide 23 - Diapositive

Oorzaken
Aanleiding
Gevolg
Can I help you?
No thanks, we're just looking.
Is there anything else?
No, that's all, thank you.
What size are you?
Can I try them on?
Kan ik u helpen?
Kan ik ze pasen?
Nee bedankt, we kijken alleen maar. 
Verder nog iets? Anders nog iets?
Welke maat heb je?
Nee, dat is alles, bedankt.

Slide 24 - Question de remorquage

Je beschrijft personen
Vertaal de Nederlandse woorden - die tussen haakjes staan - naar het Engels. 

Slide 25 - Diapositive

Your sister's (lang) and (dun).
Vertaal naar het Engels.

Slide 26 - Question ouverte

She's got nice (lange) (benen).

Slide 27 - Question ouverte

Her (voeten) aren't (groot).

Slide 28 - Question ouverte

She is really into (winkelen).

Slide 29 - Question ouverte


Slide 30 - Question ouverte

Je zegt wat je van iets vindt
Vertaal de Nederlandse woorden - die tussen haakjes staan - naar het Engels. 

Slide 31 - Diapositive

I really like (ze)

Slide 32 - Question ouverte

But I don't like the (veters).

Slide 33 - Question ouverte

I'm really (weg van) about these (gympen).

Slide 34 - Question ouverte

I don't care about (mode).

Slide 35 - Question ouverte

Goed gedaan!

Slide 36 - Diapositive