Monniken en ridders

Hfst 3
Monniken en ridders
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hfst 3
Monniken en ridders

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

3.1 
Leenheren en leenmannen

Leenman zweert trouw aan de leenheer

Slide 3 - Diapositive

Lesvolgorde
  • Moeilijke woorden
  • Wat heb je nog niet begrepen?
  • Leerdoelen
  • Lezen 3.1
  • Uitleg 3.1
  • Vragen
  • Huiswerk paragraaf 1 maken

Slide 4 - Diapositive

Moeilijke woorden?

Slide 5 - Carte mentale

Wat heb je nog niet begrepen in de tekst van 3.1?

Slide 6 - Question ouverte

Slide 7 - Diapositive

Enkele eeuwen lang hadden Frankische koningen hun rijk steeds verder weten uit te breiden (groter gemaakt).
Karel de Grote liet zich door de paus in 800 kronen tot keizer.

Slide 8 - Diapositive

Karel de Grote (de leenheer) leende een deel van zijn land aan een graaf of hertog (de leenman) in ruil voor militaire steun.
Leenman moest soldaten leveren in tijden van oorlog.

Dit bestuurssysteem heet het leenstelsel.

Slide 9 - Diapositive

Koning en adel
De leenheer is de koning
De leenmannen (hertogen en graven) zijn edelen (van adel)

Slide 10 - Diapositive

Leenmannen (de adel) gingen hun leen steeds meer zien als persoonlijk eigendom (die erfelijk was).

Koningen waren vaak te zwak er iets tegen te doen en er ontstond zo veel verdeeldheid (tussen koning en adel) en onveiligheid.

Slide 11 - Diapositive

Edelen gebruikten ridders (militairen te paard) voor orde en veiligheid in hun gebied.

Vanaf ongeveer 1100 konden alleen nog mensen van adel ridder worden.

Slide 12 - Diapositive

Vikingen uit Scandinavië zorgden in de 9e en 10e eeuw voor veel onveiligheid in kustgebieden in West-Europa 

Slide 13 - Diapositive

Van welk rijk was Karel de Grote de leider?
A
Germaanse rijk
B
Christelijke rijk
C
Bataafse rijk
D
Frankische rijk

Slide 14 - Quiz

1. Karel de Grote was de leenman.
2. De graaf of hertog was een leenheer.
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
beide zijn juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 15 - Quiz

Waarom kwam er in het Frankische rijk steeds meer verdeeldheid?
A
De leenmannen gingen hun leen zien als bezit
B
De leenmannen kregen ruzie met Karel de Grote
C
De leenmannen bekeerde zich tot het christendom
D
De leenmannen gingen samenwerken tegen de leenheer.

Slide 16 - Quiz

Noem een gevaar wat van buitenaf kwam voor het Frankische rijk

Slide 17 - Question ouverte

Noem iets belangrijks wat je deze les geleerd hebt (hoofdzaak)?

Slide 18 - Question ouverte

Ik heb de uitleg
A
Heel goed begrepen
B
Redelijk begrepen
C
Nog niet zo goed begrepen
D
Helemaal niet begrepen

Slide 19 - Quiz

Wat heb je nog niet begrepen???
1. Hoe Karel zijn rijk bestuurde?
2. Hoe politieke verdeeldheid ontstond na Karels dood?
3. Waardoor in Europa onveiligheid ontstond en welke gevolgen dat had.


Slide 20 - Question ouverte

3.2
Europa wordt christelijk

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

In 690 trokken geestelijken (mensen in dienst van de kerk) Nederland binnen om het christendom te verspreiden.

De Germanen in Noord-Europa geloofden toen nog in meerdere goden.

In het zuiden van Nederland wonen de Franken die al christelijk zijn.

Slide 23 - Diapositive

De leider van de missionarissen heette Willibrord.

Ze doen dit in opdracht van de paus.

Slide 24 - Diapositive

Er was veel verzet tegen de verspreiding van het christendom. Veel missionarissen werden vermoord door boze Germanen.

Pas nadat er meerdere Germaanse vorsten werden bekeerd lieten veel onderdanen zich dopen.

Vanaf ongeveer 1000 was bijna heel Europa christelijk.

Slide 25 - Diapositive

Veel cultuurelementen van de Germanen zijn vermengd met de christelijke cultuur.

Bijvoorbeeld bij de feestdagen pasen en kerst.

Slide 26 - Diapositive

Geestelijken hadden veel invloed op de samenleving.

Pastoors gaven preken aan de gelovigen in de kerk. Ze hadden in hun gemeenschap vaak veel aanzien



Slide 27 - Diapositive

Belangrijke geestelijken waren de monniken (mannen) en nonnen (vrouwen) die in kloosters leefden. Hun leider noemen we de abt.

Alleen geestelijken konden lezen en schrijven. Daardoor hadden ze vaak hoge posities als adviseur van vorsten  en opstellers van hun wetten.


Slide 28 - Diapositive

Iemand met de opdracht om het christendom te verspreiden. Een...…...

Slide 29 - Question ouverte

Welk volk waren rond 700 al christelijk?
A
Friezen
B
Germanen
C
Vikingen
D
Franken

Slide 30 - Quiz

Welke geestelijken had het meeste invloed?
A
abt
B
priester
C
non
D
monnik

Slide 31 - Quiz

Wie was de belangrijkste missionaris die rond 690 in Nederland aankwam?
A
Augustinus
B
Willibrord
C
Bonifatius
D
Grogorius

Slide 32 - Quiz

3.3
Machtige heren, halfvrije boeren

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Boeren waren halfvrij en woonde op het domein (land) van een edelman of klooster.

De boeren kregen daar bescherming.

De halfvrije boeren noemen we horige boeren. 

Deze onvrijheid noemen we horigheid.

Slide 35 - Diapositive

Het centrum van een domein was het hof

Dit systeem met de horige boeren op het domein heet het hofstelsel.

Slide 36 - Diapositive

De horige boeren mochten het domein niet verlaten.

Zij hadden heel veel plichten en moesten vaak onbetaald werken voor hun landheer, herendiensten.

Slide 37 - Diapositive

Standensamenleving
Er waren 3 sociale groepen (standen).
De geestelijken, adel en de rest van de bevolking zaten allen in een eigen stand.

Slide 38 - Diapositive

Privileges
De geestelijken en adel hadden privileges (speciale rechten, voorrechten). 
De 3e stand (vooral boeren) hadden juist veel plichten.

Slide 39 - Diapositive

Halfvrije boeren uit de middeleeuwen noemen we ……..

Slide 40 - Question ouverte

Het land van een edelman of klooster waar de boeren woonden heet een ……..

Slide 41 - Question ouverte

Het onbetaalde werk dat boeren verplicht voor hun heer moesten doen noemen we ………?

Slide 42 - Question ouverte

De geestelijken (1e stand) en adel (2e stand) hadden bepaalde voorrechten. Deze noemen we ……….

Slide 43 - Question ouverte

3.4 De opkomst van de islam

Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

Volgens moslims gebeurde er in 610 iets heel bijzonders.
Mohammed kreeg in Mekka een boodschap van Allah (God). Deze woorden die Mohammed van God kreeg (tot zijn dood) kun je lezen in de Koran.

Slide 46 - Diapositive

De profeet (boodschapper van God) Mohammed en zijn volgelingen moesten vluchten uit Mekka.
In 622 verhuisden ze naar Medina en dit is het begin van de islamitische jaartelling.

Slide 47 - Diapositive

Tijdens het leven van Mohammed werd al veel gebied veroverd.

Zijn opvolgers (kaliefen) gingen door met veroveringen. Een islamitisch rijk (met een kalief als leider) heet een kalifaat.

Deze veroveringsoorlog werd door de moslims als een jihad (heilige strijd) gezien. 

Slide 48 - Diapositive

In het gehele Arabische rijk werden moskeeën gebouwd en werd de Arabische taal en schrift belangrijk. 

Slide 49 - Diapositive

Arabische geleerden namen veel kennis over uit de oudheid. Zij voegden er eigen kennis aan toe. Zo werden de Arabieren in die tijd goede wetenschappers. 

Slide 50 - Diapositive