Kruisingen

Kruisingen
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Kruisingen

Slide 1 - Diapositive

Aan het einde van de les...
Kun je kruisingsschema's maken en berekenen wat de kans is op specifieke feno- en genotypes.

Slide 2 - Diapositive

Eigenschappen in het DNA
Eigenschappen die je kunt zien.
Met één van dit type gen krijg je altijd het fenotype er van.
Je hebt twee van dit type genen nodig om het fenotype te krijgen.
Wanneer je twee dezelfde genen hebt noem je dat...
Wanneer je twee verschillende genen hebt noem je dat...
Twee evensterke genen noem je...
Fenotype
Genotype
Homozygoot
Heterozygoot
Intermediair
Dominant
Recessief

Slide 3 - Question de remorquage

Stappen Kruisingsschema:

1.  Noteer wat je weet van de ouders 
     (P = Parents).
     Vaak weet je het genotype.
2.  Noteer de geslachtscellen (gameten)
3.  Maak de opmaak van het
     kruisingsschema
4.  Zet de geslachtscellen van de ouders 
     in het schema
5.  Vul in welke genotypen mogelijk zijn
     voor de nakomelingen 

Trek de conclusies:

6. Noteer de verhouding van de genotypen 
     van de nakomelingen
7. Noteer de percentages van de genotypen 
    van de nakomelingen
8. Noteer de verhouding van het fenotype 
     van de nakomelingen
9. Noteer de percentages van het fenotype
      van de nakomelingen
10. Noteer hoe de fenotypen eruit zien. (verhoudingen en percentages)
Als er een vraag gesteld wordt, beantwoord je die natuurlijk.

Slide 4 - Diapositive

Een vader is heterozygoot voor stijl haar. Stijl haar is dominant.
Een moeder is homozygoot voor krullend haar.

Kunnen zij kinderen krijgen met gekruld haar? Waarom wel/niet?

Slide 5 - Question ouverte

Kruisingschema's
P = ouders
F1 = 1e generatie

F2 = 2e generatie

Slide 6 - Diapositive

Verhoudingen genotype en fenotype

Slide 7 - Diapositive


A) Schrijf van elke persoon op wat zijn allelen zijn (gebruik a of A)
B) Schrijf daar achter of ze 
heterozygoot,
homozygoot dominant of 
homozygoot recessief zijn.
Oefening 1

Slide 8 - Diapositive

Antwoord:
Vader           Aa       Heterozygoot
Moeder       Aa       Heterozygoot
F1 zoon       aa       Homozygoot recessief
F1 dochter Aa       Heterozygoot
F1 zoon        Aa      Heterozygoot
F1 dochter  AA      Homozygoot dominant

Slide 9 - Diapositive

Oefening 2

Twee grasparkieten worden met elkaar gekruist. Ze zijn allebei heterozygoot voor het blauwe vederdek. Het recessieve allel voor wit vederdek komt bij de P niet tot uiting. 

Maak een kruisingsschema en schrijf de verhoudingen van het genotype en fenotype op.


Slide 10 - Diapositive

Oefening 3
Bij fruitvliegen is het gen voor een grijs lichaam dominant (G)
Het gen voor een zwart lichaam is recessief (g)

Twee fruitvliegen worden gekruist en krijgen 158 grijze en 49 zwarte nakomelingen.  Hoe is de erfelijke aanleg van de ouders?

Slide 11 - Diapositive

Wat weet je
Fenotype F1:
75% = grijs
25% = zwart

Meestal heterozygoot

Slide 12 - Diapositive

Oefening 4
Cavia's met een bruingele vacht zijn homozygoot voor de vachtkleur. Ook cavia's met een witte vacht zijn homozygoot voor de vachtkleur. Lichtgele cavia's hebben een intermediair fenotype.

 

Twee cavia's worden een aantal malen gekruist. Dit lever 23 nakomelingen op: 6 bruingele, 5 witte en 12 lichtgele dieren.
Wat is waarschijnlijk de vachtkleur van elk van de ouders?

Slide 13 - Diapositive

Wat weet je?
6 bruingeel  = 1/4 
5 wit                = 1/4
12 lichtgeel  = 1/2

Lichtgeel = intermediair 

Ouders dus -> 


Slide 14 - Diapositive