Les 6: gespreksvaardigheden

• Communicatie
• MBO
• Studiejaar 2,3

Vandaag

Terugblik +/- 5 min.

Individuele opdracht +/- 10 min.

Actief luisteren +/- 25 min.

Lesdoelen

Aan het einde van de les kan de student:

1. actieve luistervaardigheden toepassen tijdens een gesprek,
2. verschillende gesprekssoorten- en doelen benoemen;
3.  open- en gesloten vragen inzetten om een gespreksdoel te behalen.

Terugblik

Actief luisteren en doorvragen

Actief luisteren - doorvragen

Individueel

1. Kijk in de planner: les 4 

2. Beantwoord de eerste zes vragen van het opdrachtenblad

Gespreksvaardigheden

In tweetallen:

1. Maak de zinnen af: 

- Je luistert goed wanneer je...
- Je luistert slecht wanneer je...

2. Wat zijn jullie ergernissen tijdens een gesprek met iemand die niet goed luistert? 

Casus

Luisteren: wat je niet moet doen...

1. De spreker in de rede vallen.
2. De spreker niet aankijken.
3. De spreker opjagen en hem het gevoel geven dat hij de tijd van de luisteraar verspilt.
4. Belangstelling tonen voor iets anders dan het gesprek.
5. Vooruitlopen op de spreker en diens gedachten afmaken.
6. Niet reageren op verzoeken van de spreker.
7. 'Ja, maar...' zeggen, alsof de luisteraar al besloten heeft wat hij denkt.
8. Het verhaal van de spreker overtreffen met 'Dat doet me denken aan de keer...' of 'Dat is nog niks, moet je horen toen...'
9. Vergeten wat eerder besproken was.
10. Te veel vragen stellen over details.

Ik ben goed in luisteren

Helemaal niet waar

Niet waar

Niet waar of waar

Waar

Helemaal waar

Maak aantekeningen op het bord: wanneer luister je goed?

Gesprekssoorten- en doelen

Welke gesprekssoorten ken je?

Gesprekssoorten- en doelen

Gesprekssoorten- en doelen

Opdracht 2: individueel

Een vriend komt bij je met het volgende verhaal: 

"Deze baan is echt waardeloos. Het enige wat ik moet doen, is stapeltjes papier verplaatsen. Niemand heeft hier iets aan. Ik heb besloten niet meer naar mijn werk te gaan. Ik ben niet afhankelijk van deze werkgever. Er zijn genoeg mogelijkheden om mijn geld te verdienen." 

1. Wat zou het doel van het gesprek kunnen zijn?

2. Hoe zou jij reageren?

Opdracht 2: nabespreken

Wat is het verschil tussen een dialoog en een discussie?

Dialoog

• Doel: uitwisselen van informatie, leren van elkaar of het samen zoeken naar oplossingen staat centraal.

• In een goede dialoog luisteren partijen naar elkaar en geven ze elkaar de ruimte om standpunten en gevoelens naar voren te brengen.

• Een dialoog mag geen eenrichtingsverkeer zijn.

Discussie

• Doel: elkaar van een bepaald standpunt proberen te overtuigen.

• In een goede discussie staan mensen open voor elkaars ideeën en worden meningen onderbouwd met argumenten.

• Valkuil: argumenten en feiten worden verward met elkaar.

Vragen stellen

Gesloten vraag:

wanneer je snel antwoord wil krijgen.

Open vraag:

Wanneer je ergens meer informatie over wilt krijgen

Black stories

1. In viertallen

2. Op het opdrachtenblad staan de spelregels.

3. Doel: gerichte gesloten vragen stellen

Lesdoelen

Aan het einde van de les kan de student:

1. actieve luistervaardigheden toepassen tijdens een gesprek,
2. verschillende gesprekssoorten- en doelen benoemen;
3.  open- en gesloten vragen inzetten om een gespreksdoel te behalen.