Taalteken+herhaling

Taalteken+herhaling
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Taalteken+herhaling

Slide 1 - Diapositive

Deze les:
- Herhaling taakteken
- Quiz over het Nederlands+het taalteken
- Tijd voor iets leuks....?


Slide 2 - Diapositive

Afspraken:
- Inloggen met eigen naam
- Bij een groene dia ligt je telefoon op de kop op tafel
- Bij een blauwe dia kun je deelnemen met je telefoon
- Je vult serieuze antwoorden in

Slide 3 - Diapositive

Taalteken

Slide 4 - Carte mentale

Taalteken

Slide 5 - Diapositive

Hoofdletter-punt. 
Begin elke zin met een hoofdletter en eindig met een punt. 

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Herhaal de vraag in je antwoord.
V: Hoeveel blauw-witte busjes staan er op de foto?
A: Er staan vier blauw-witte busjes op de foto. 
V: Wat is het kenteken van het achterste busje?
A: Het kenteken is: LD6129AM.

Slide 8 - Diapositive

X-punten gevraagd= X-punten geantwoord. 
V: Noem drie gerechten die je graag eet.

A: Ik eet graag een tosti, pasta-pesto en kwarktaart. 


Slide 9 - Diapositive

Wees concreet

Slide 10 - Diapositive

Hoe bereid jij je voor op een toets? Noem drie dingen die je doet? 

A. Door de theorie te herhalen, de begrippen uit mijn hoofd te leren en enkele oefenopdrachten te maken. 
B. Ik bereid me voor op de toets door veel en vaak dingen te leren. 
C. Ik bereid me voor op de toets door veel te herhalen en ik ga teksten oefenen
D. Ik bereid me voor op een toets door de theorie te herhalen, de begrippen uit mijn hoofd te leren en enkele oefenopdrachten te maken. 

Slide 11 - Diapositive

Welke twee vakken vind jij het moeilijkste tijdens de toetsweek? Leg uit waarom.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is een kernzin?
A
De belangrijkste zin van de tekst
B
De belangrijkste zin van de alinea
C
De hoofdzin van de tekst
D
De eerste zin van de alinea

Slide 13 - Quiz

Tekstvorm?
A
aankondiging
B
nieuwsbericht
C
artikel
D
oproep

Slide 14 - Quiz

Wat is de tekstvorm?
A
Reclame
B
Folder
C
Brief
D
Recensie

Slide 15 - Quiz

Wat is GEEN tekstvorm?
A
Nieuwsbericht
B
Informeren
C
Reclame
D
Verhaal

Slide 16 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
Hoofdgedachte ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 17 - Quiz

In welk deel van de tekst (inleiding, kern, slot) verwacht je onderstaande zin?
'Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.'
A
inleiding
B
kern
C
slot

Slide 18 - Quiz

Hoe kan de schrijver een tekst inleiden?
A
met een anekdote
B
met een vraag
C
door aan te sluiten bij de actualiteit
D
door een deskundige voor te stellen

Slide 19 - Quiz

Hoe kan een schrijver een tekst inleiden?
A
De aanleiding noemen
B
Een advies geven
C
Een conclusie trekken
D
Een toekomstverwachting noemen

Slide 20 - Quiz




Welke twee functies kan een titel hebben?
A
De titel kan als functie hebben de lezer nieuwsgierig maken
B
Nieuwsgierig maken en het onderwerp aankondigen.
C
Het kan als functie hebben de lezer nieuwsgierig maken en het onderwerp aankondigen.
D
De titel kan twee functies hebben: nieuwsgierig maken en het onderwerp aankondigen.

Slide 21 - Quiz


Is de dikgedrukte tekst (inleiding) ook een 
alinea
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Deelonderwerpen kun je vinden in alle delen van de tekst (inleiding, middenstuk en slot).
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Welke manier van een tekst afsluiten hoort er niet bij?
A
een advies geven
B
een conclusie trekken
C
de hoofdgedachte geven
D
een korte samenvatting

Slide 24 - Quiz

EVALUATIE

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Vidéo

Hoe heet de dochter in het filmpje?
A
Joelle
B
Jasmijn
C
Noelle
D
Naomi

Slide 27 - Quiz

Wat voor T-shirt droeg de moeder?
A
Een zwart-wit gestreept shirt
B
Een grijs shirt met opdruk
C
Een blauw-wit gestreept shirt
D
Een lichtblauw shirt

Slide 28 - Quiz

Welke drie woorden maken het communiceren vriendelijker volgen E-home?
A
Asjeblieft, dankjewel, graag gedaan.
B
Lieve, asjeblieft, dankjewel.
C
Graag gedaan, lieve, dankjewel.
D
Lieve, asjeblieft, graag gedaan.

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

Wat is geen juiste vertaling van Nederlands naar Vlaams?
A
Huilen-bl`eten
B
Nou nou nou- aimai
C
Stappen-uitgaan
D
Jammer, pindakaas bij 't avondeten- helaas pindakaas.

Slide 31 - Quiz

Hoe heet de show van deze cabaretier?
A
Geubels op z'n Hollands
B
Geubels en de Hollanders
C
Geubels en de Nederlands

Slide 32 - Quiz

Welke zendernummer stond er in de hoek?
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Vidéo

Welke kleur strik droeg sneeuwwitje
A
Rood
B
Oranje
C
Wit
D
Blauw

Slide 35 - Quiz

Wat zei de dwerg toen hij binnenkwam in het huisje?
A
Goooeedddeavond
B
Goooeedddemiddag
C
Goooeedddemorgen

Slide 36 - Quiz

Welk kleur shirt droeg de tweede pop van links?
A
Rood
B
Oranje
C
Wit
D
Blauw

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive