Lektion 1 + 2

die 3.Klasse 
Woche 14 - Lektion 1
Dienstag, den 31. März
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare school

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

die 3.Klasse 
Woche 14 - Lektion 1
Dienstag, den 31. März

Slide 1 - Diapositive

Das Programm (=het programma)
  1. der Rückblick (=de terugblik)
    2. die Lernziele (=de lesdoelen)
    3. Grammatik: die Erläuterung (=de toelichting)
    3. Grammatik: die Aufgaben 64/65/66/67 (Seite 58 – 59) . 
    4. Grammatik: die Aufgaben 68/69/70/ 71(Seite 60 – 61)
5.der Abschluss (=de afsluiting)

Slide 2 - Diapositive

der Rückblick (=de terugblik)
1. Die letzte Woche habt ihr:

- die Hausaufgaben der 13. Woche erledigt
- Eine neue Folge der Serien ' How to sell drugs online (fast) angeguckt

2. Habt ihr noch Fragen?

Slide 3 - Diapositive

Heb je een vraag over het huiswerk? Stel die dan hier!

Slide 4 - Question ouverte

die Lernziele (=de lesdoelen)
Aan het einde van de les ken je de voorzetsels van de 4e naamval.

Aan het einde van de les ken je de persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval

Slide 5 - Diapositive

Grammatik: die Erläuterung (=de toelichting)
  • Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.

  • In het Duits zijn dat de woorden

--> ich, wir , ihr , Sie, etc

  • Voorzetsels zijn woorden die je in het Nederlands voor het woordje 'kast' kunt zetten

--> voor de kast , naast de kast , op de kast

Slide 6 - Diapositive

Grammatik: die Erläuterung (=de toelichting)
  • In de Duitse taal bepalen deze voorzetsels welke naamval, en dus ook vorm, een persoonlijk voornaamwoord krijgt.

  • Dit hoofdstuk leer je alle voorzetsels met de 4e naamval, dus kom je dit voorzetsel tegen in een zin, dan komt na dit woord het persoonlijkvoornaamwoord in de 4e naamval te staan.

  • Die voorzetsels zijn:

- durch = door                     -um = om                      - entlang = langs
- für = voor                            - gegen = tegen 
- ohne = zonder                  - bis = tot

Slide 7 - Diapositive

Grammatik: die Erläuterung (=de toelichting)
  • De vormen van de persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval zijn:
- mich = mij                                - uns = ons
- dich = jou                                 - euch = jullie
- ihn = hem                                - sie = hen
- sie = haar                                 - Sie = u
- es = het                                    - wen = wie (=vragend voornaamwoord)

  • Voorbeeld:
Ich habe die Aufgaben ohne ............... (hem) gemacht
--> Ich habe die Aufgaben ohne ihn gemacht

Slide 8 - Diapositive

die Aufgaben: 64/65/66/67 (Seite 58 – 59)
Wat?: je gaat maken de bovenstaande opdrachten over de grammatica
Hoe?: zelfstandig
Hulp?: de docent, je klasgenoot , het boek (Seite 58)
Tijd?: 15 minuten
Uitkomst?: wanneer je al het huiswerk af hebt stuur je dit naar mij op en dan krijg je een nakijkblad
Klaar?: ga dan verder met die Aufgaben 68/69/70/ 71(Seite 60 – 61) of ga verder met een nieuwe aflevering van de Netflix-serie

Slide 9 - Diapositive

der Abschluss (=de afsluiting)
die Lernziele --> -->


Nächste Woche habt ihr:

- die Hausaufgaben der 14. Woche erledigt
- An eurem Mediadossier gearbeitet
Aan het einde van de les ken je de voorzetsels van de 4e naamval.

Aan het einde van de les ken je de persoonlijke voornaamwoorden in de 4e naamval

Slide 10 - Diapositive