les 4

Les 4
De politicus zegt: 'Dit is erg belangrijk'.
De politicus zei dat het erg belangrijk was.

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Les 4
De politicus zegt: 'Dit is erg belangrijk'.
De politicus zei dat het erg belangrijk was.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

aanhalingstekens
Moeder zei Jan ik heb dorst.

Jan zei moeder ik heb dorst.

Moeder ik heb dorst zei Jan.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanhalingstekens of niet?
Joep zei dat hij moe was
A
Geen aanhalingstekens
B
Wel aanhalingstekens

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Regel: Als de zin eindigt met een citaat, komt de punt ...
A
binnen de aanhalingstekens
B
buiten de aanhalingstekens

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aanhalingstekens gebruik je als je iets letterlijk opschrijft.
A
Klopt
B
Klopt niet

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk leesteken mist er in de zin?
Piet zei 'Dat is geen goede zin.'
A
Aanhalingstekens
B
Komma
C
Dubbele punt
D
Uitroepteken

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het jongetje vroeg aan zijn moeder:
"Zijn we er bijna"?
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

Het vraagteken hoort binnen de aanhalingstekens. 
Welk leesteken mist er in de zin?
Dat is morgen, zei Gerrit.
A
Dubbele punt
B
Aanhalingstekens
C
Komma
D
Uitroepteken

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens gym schreeuwde Kim: Wat doe jij nou?
A
Dit citaat is goed
B
Fout, je mist de dubbele punt
C
Fout, je mist de aanhalingstekens
D
Fout, je mist de hoofdletters

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke zin zijn de dubbele punt en aanhalingstekens juist geplaatst?
A
Ik vroeg: 'Kun je die vraag beantwoorden?'
B
Ik vroeg: 'Kun je de vraag beantwoorden'?
C
Ik: vroeg 'Kun je die vraag beantwoorden?'
D
Ik: vroeg 'Kun je die vraag beantwoorden'?

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan het werk!
 Verwerken taal: Taal les 4
oefenen spelling: thema 1 week 1 -->werkwoordspelling
nieuwsbegrip: andere tekstsoort en woordenschat


timer
10:00

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions