§ 4.4 Geldhoeveelheidsbeleid

§ 4.4 Geldhoeveelheidsbeleid
Hoe beïnvloedt de centrale bank de geldhoeveelheid en wat is het verband tussen het reële en het monetaire deel van de economie?
Kernwoorden:
- monetaire expansie
- verkeersvergelijking van Fisher
- neutraliteit van geld
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 8 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

§ 4.4 Geldhoeveelheidsbeleid
Hoe beïnvloedt de centrale bank de geldhoeveelheid en wat is het verband tussen het reële en het monetaire deel van de economie?
Kernwoorden:
- monetaire expansie
- verkeersvergelijking van Fisher
- neutraliteit van geld

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Monetaire expansie
Als de centrale bank de geldhoeveelheid vergroot, heet dit monetaire expansie
De centrale bank kan de geldhoeveelheid in een land / gebied op een directe en indirecte manier beïnvloeden.

De indirecte manier gaat via de rente (§ 4.5).

Slide 3 - Diapositive

Directe vergroting van de maatschappelijke geldhoeveelheid gebeurt door het opkopen van staatsobligaties. 
Dat gebeurt met geld dat nog niet tot de maatschappelijke geldhoeveelheid hoort. Als de obligatie is opgekocht, hoort het geld wel tot de maatschappelijke geldhoeveelheid. 
Er is dus sprake van monetaire expansie.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Slide 6 - Vidéo

De verkeersvergelijking van Fisher
De verkeersvergelijking van Fisher geeft het verband tussen de waarde van de productie (reële kant) en de monetaire kant van de economie: M x V= P x Y
M: maatschappelijke geldhoeveelheid
V: omloopsnelheid van het geld 
P: prijsniveau goederen en diensten
Y: reëel nationaal inkomen (de productie in hoeveelheden)

Slide 7 - Diapositive

Voorbeeld
Stel dat in een land de waarde van de productie (P x Y) gelijk is aan € 800 miljard. 
De omloopsnelheid van het geld is gelijk aan 4. 
Hoe groot moet dan de maatschappelijke geldhoeveelheid zijn?


Slide 8 - Diapositive

Voorbeeld
Stel dat in een land de waarde van de productie (P x Y) gelijk is aan € 800 miljard. De omloopsnelheid van het geld is gelijk aan 4. Hoe groot moet dan de maatschappelijke geldhoeveelheid zijn?
P x Y = M x V 
€ 800 miljard = M x 4 
M = € 800 miljard / 4 = € 200 miljard

Slide 9 - Diapositive

Neutraliteit van geld
Op korte termijn is er sprake van prijsrigiditeit, waardoor een stijging van M leidt tot een stijging van de productie (Y). 
Een monetaire expansie heeft dus op korte termijn wel invloed op de reële kant van de economie.

Slide 10 - Diapositive

Het is de taak van de centrale bank om ervoor te zorgen dat de maatschappelijke geldhoeveelheid gelijke tred houdt met de productie. 
Als de maximale productie (= productiecapaciteit) is bereikt, zal een stijging van M namelijk op lange termijn alleen leiden tot een stijging van P (= inflatie). 
De stijging van M heeft dus op lange termijn geen invloed op het BBP. Dit heet de neutraliteit van geld.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Slide 13 - Vidéo

Slide 14 - Vidéo

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Vidéo