Nederlands klas 2 2.3 Lezen

Nederlands klas 2 2.3 Lezen
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
• een informatieve tekst herkennen;
• een interviewverslag herkennen;
• wat de functies zijn van de inleiding en het slot van een tekst;
• het samenvattend tekstverband herkennen.
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Nederlands klas 2 2.3 Lezen
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
• een informatieve tekst herkennen;
• een interviewverslag herkennen;
• wat de functies zijn van de inleiding en het slot van een tekst;
• het samenvattend tekstverband herkennen.

Slide 1 - Diapositive

Leesboek
Schrijfwedstrijd
https://www.schrijfwedstrijdindeklas.nl/

Slide 2 - Diapositive

Wat voor soort informatie verwacht je te vinden in een 'informatieve tekst'?

Slide 3 - Question ouverte

In een informatieve tekst vind je vooral feiten.
waar
niet waar

Slide 4 - Sondage

Met een feit kun je het eens of oneens zijn
eens
oneens

Slide 5 - Sondage

Leertekst: Informatieve tekst
Een informatieve tekst geeft de lezer vooral feitelijke informatie:
• een beschrijving van iets wat echt gebeurd is, zoals een nieuwsbericht, een sportverslag of een interviewverslag;
• teksten in naslagwerken, zoals een encyclopedie (bijvoorbeeld Wikipedia) of een leertekst in je schoolboek;
• een uitleg die je kunt uitvoeren, zoals een handleiding bij een apparaat.

Slide 6 - Diapositive

Leertekst: Interviewverslag
Een informatieve tekst die je vaak ziet in een krant of tijdschrift, is het interviewverslag: een verslag van een vraag- en antwoordgesprek.
In de inleiding van een interviewverslag geeft de interviewer meestal informatie over de persoon die hij heeft geïnterviewd. Ook vertelt de interviewer vaak wat de aanleiding was voor het interview: de geïnterviewde heeft bijvoorbeeld iets nieuws of bijzonders gedaan, of hij weet veel over een actueel onderwerp.
De interviewer kan zijn verslag op twee manieren schrijven:
• een letterlijk interviewverslag: hij geeft de vragen en de antwoorden zo letterlijk mogelijk weer, maar laat onbelangrijke dingen weg;
• een samenvattend interviewverslag: hij laat de vragen weg, vat antwoorden in eigen woorden samen en wisselt ze af met letterlijke uitspraken van de geïnterviewde persoon.


Slide 7 - Diapositive

Aantekening

Slide 8 - Diapositive

Aantekening 

Slide 9 - Diapositive

Samen tekst 1 lezen op bladzijde 88


maken; 
5, 6, 7 ,8, 9, (10, 11 , 12)

Slide 10 - Diapositive

Terugblik: Welke tekstverbanden ken je nog? (weet je het niet meer, dan kijk je in je aantekeningen)

Slide 11 - Question ouverte

Tekst blz. 88 lezen samen
10 minuten stillezen 
timer
10:00

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Samenvattend tekstverband

In een samenvatting staan de hoofdzaken uit de tekst. Een nieuwsbericht begint vaak met zo'n samenvatting. Het slot van een langere tekst is ook vaak een samenvatting. 

Slide 14 - Diapositive

Terugblik op de les

Slide 15 - Diapositive

Een informatieve tekst geeft
A
vooral feitelijke informatie
B
wordt verteld vanuit de 'ik'-persoon
C
je informatie over het onderwerp van de tekst

Slide 16 - Quiz

Een letterlijk interviewverslag
A
is een samenvatting van het interview
B
geeft alle belangrijke informatie van het interview
C
geeft de vragen en antwoorden zo letterlijk mogelijk weer
D
vat antwoorden in eigen woorden samen

Slide 17 - Quiz

15 minuten stillezen
timer
15:00

Slide 18 - Diapositive

Welke tekstverbanden ken je nog?

Slide 19 - Question ouverte

Wat verwacht je bij 'samenvattend tekstverband'?
A
een korte inleiding van het onderwerp
B
de hoofdzaken van de tekst
C
de kopjes van de tekst
D
een tegenstelling in een tekst

Slide 20 - Quiz

De hoofdgedachte
A
geeft het onderwerp van de tekst aan
B
noemt in één zin het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt
C
vind je in een deelonderwerp
D
vind je in een tussenkopje

Slide 21 - Quiz

Welke functie kan een inleiding van een tekst hebben? Noem er 3 (zie blz. 89)

Slide 22 - Question ouverte

De volgende signaalwoorden geven een conclusie aan:
A
het is beter om
B
dus, daarom, dan ook
C
samenvattend

Slide 23 - Quiz

De volgende signaalwoorden geven een advies aan;
A
dus, daarom, dan ook
B
kortom, samenvattend
C
het is raadzaam, het is beter

Slide 24 - Quiz

De hoofdgedachte van een informatieve tekst is een mening
waar
niet waar

Slide 25 - Sondage

We moeten nu iets doen tegen het plastic afval in de oceanen, anders blijft er geen leven in de zee meer over.
Deze hoofdgedachte is een feit.
waar
niet waar

Slide 26 - Sondage

Een betogende tekstsoort heeft als tekstdoel;
A
informeren
B
activeren/tot handelen zetten
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 27 - Quiz

Boekverslag 

Slide 28 - Diapositive

Weektaak 
maken; 5, 6, 7 ,8, 9, 10, 11 , 12

Slide 29 - Diapositive

Briefconventies
Vul het e-mailadres in;
Noteer in de onderwerpregel kort waar de mail over gaat;
Begin met een zakelijke aanhef;
Zeg kort wat je wilt bereiken;
Zorg dat je taalgebruik zakelijk en beleefd is;
Laat een witregel tussen de alinea's;
Gebruik een zakelijke slotgroet.

Slide 30 - Diapositive