Spelling Blok 2 1KT

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Spelling - Blok 2

Maar eerst.. even lezen!

Kosta

1. Ik spreek Grieks.

2. Ik ben in Rusland geweest.

3. Ik heb een hond.

Welke is niet waar?

1. Ik spreek Grieks.
2. Ik ben in Rusland geweest.
3. Ik heb een hond.

PVTT (persoonsvorm tegenwoordige tijd)

Zoek eerst het onderwerp dat erbij hoort! Controleer ook of het een PV is en geen VDW, hiervoor gelden andere regels. 

Als je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels.

Bij ik schrijf je de ik-vorm.

Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.

Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.

Uitzonderingen op de regels

Ik-vorm op -t

Als de ik-vorm van het werkwoord eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven. (ik kart - jij kart - hij kart)

'je' staat achter het werkwoord

Als je achter het werkwoord staat, hoef je geen t toe te voegen. Je schrijft in dit geval de ik-vorm. (loop je, kook je, vind je)

Tip!

Weet je niet zeker of je een t moet schrijven? Vervang het werkwoord door koken. Hoor je dan een -t, dan schrijf je ook een -t. 

Hij vind... een kikker. 

Hij kookt een kikker.

Ik hoor een t. Dus ik schrijf een t. Hij vindt. 

(Ondervinden) je veel last van die blessure?

1. ondervindt
2. ondervind
3. ondervint

Piet (verbinden) zijn ene veter aan de andere.

1. verbind
2. verbindt
3. verbint

Theorie (korte en lange klanken)

Woorden kun je in klankgroepen verdelen en die bestaan uit korte of lange klanken: 

Na een lange klank volgt 1 medeklinker:        ko - gel           ta - kel

Na een korte klank volgen 2 medeklinkers:        pit - ten          zak - ken

brood	brood	br oo d = lange klank	1 klankgroep
kroket	kro-ket	kr o = lange klank ket = korte klank	2 klankgroepen
hagelslag	ha-gel-slag	h a = lange klank g e l = korte klank sl a g = korte klank	3 klankgroepen

De a in 'hamer' klinkt als

1. een lange klinker
2. een korte klinker

De u in 'muggen' klinkt als

1. een lange klinker
2. een korte klinker

De o in 'spotten' klinkt als

1. een lange klinker
2. een korte klinker

De e in 'wezen' klinkt als

1. een lange klinker
2. een korte klinker

Aan de slag!

Weektaak:

o