HV4 Les adjectifs et adverbes

1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?

Slide 2 - Question ouverte

Geef 5 voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Nederlands.

Slide 3 - Carte mentale

Geef 5 voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden in het Frans.

Slide 4 - Carte mentale

Een aantal voorbeelden van bijvoeglijke naamwoorden:
beau  / grand / petit / jeune / premier / joli
interessant / ennuyeux / pauvre / vert / jaune / noir 
sympa / large / gros / épais / bleu / blanc / rouge 
vieux / ancien / carré / ronde / magnifique etc.

Slide 5 - Diapositive

6

Slide 6 - Vidéo

10

Slide 7 - Vidéo

7

Slide 8 - Vidéo

05:16
Ils ont de ... enfants.
(mooie)

Slide 9 - Question ouverte

05:16
La ... princesse aime le ... prince.
(2x mooie)

Slide 10 - Question ouverte

05:16
Ma ... amie s'appelle Marie.
(nieuwe)

Slide 11 - Question ouverte

05:16
Voilà les ... élèves, Jean et Pierre.
(nieuwe)

Slide 12 - Question ouverte

05:16
Il est un ... homme. (mooie)

Slide 13 - Question ouverte

05:16
J'habite dans un ... appartement.
(oud)

Slide 14 - Question ouverte

05:16
Y a-t-il un ... élève dans ta classe? (nieuw)

Slide 15 - Question ouverte

05:42
Note toute la phrase:
La ... dame ... (dik)

Slide 16 - Question ouverte

05:42
La ... pizza ... (Italiaans)

Slide 17 - Question ouverte

05:42
Une ... idée ... (goed)

Slide 18 - Question ouverte

05:42
Une ... fille ... (verliefd)

Slide 19 - Question ouverte

05:42
La ... voiture ... (wit)

Slide 20 - Question ouverte

05:42
La ... femme ... (oude)

Slide 21 - Question ouverte

05:42
Le ... quartier ... (oude)

Slide 22 - Question ouverte

05:42
Le ... repas ... (goede)

Slide 23 - Question ouverte

05:42
La ... fille ... (sportief)

Slide 24 - Question ouverte

05:42
La ... maison ... (duur)

Slide 25 - Question ouverte

03:33
Traduis:
Ik heb drie grijze jurken.

Slide 26 - Question ouverte

03:33
Traduis:
Hij draagt een groene pet.

Slide 27 - Question ouverte

03:33
Traduis:
Jij draagt een rode broek.

Slide 28 - Question ouverte

03:33
Traduis:
Zij draagt een grijze jurk.

Slide 29 - Question ouverte

03:33
Traduis:
Ik heb 4 zwarte T-shirts.

Slide 30 - Question ouverte

03:33
Traduis:
Ik draag een blauw T-shirt.

Slide 31 - Question ouverte

Maak een korte Franse zin met een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 32 - Question ouverte

Waar zegt een bijwoord iets over?

Slide 33 - Question ouverte

6

Slide 34 - Vidéo

02:47
sportif

Slide 35 - Question ouverte

02:47
mauvais

Slide 36 - Question ouverte

02:47
amoureux

Slide 37 - Question ouverte

02:47
Maak van het volgende bijvoeglijk naamwoord een bijwoord:
joli

Slide 38 - Question ouverte

Maak een korte Franse zin met een bijwoord.

Slide 39 - Question ouverte

02:47
patient

Slide 40 - Question ouverte

02:55
Niet alle bijwoorden worden afgeleid van een bijvoeglijk naamwoord: 
beaucoup = veel
très = erg
trop = te, teveel
souvent = vaak
parfois = soms

Slide 41 - Diapositive

Ik begrijp hoe ik een bijvoeglijk naamwoord in het Frans maak.
Oui, c'est facile (makkelijk)! :)
Ça va... (het gaat wel)
Non, c'est difficile (moeilijk). :(

Slide 42 - Sondage

Ik begrijp waar ik een bijvoeglijk naamwoord in een Franse zin plaats.
Oui, c'est facile (makkelijk)! :)
Ça va... (het gaat wel)
Non, c'est difficile (moeilijk). :(

Slide 43 - Sondage

Ik begrijp hoe ik een bijwoord in het Frans maak.
Oui, c'est facile (makkelijk)! :)
Ça va... (het gaat wel)
Non, c'est difficile (moeilijk). :(

Slide 44 - Sondage